
waar het heen groeit. Men ziet de zwamhoopjes, die zich in groote
inassa’s op rijpe vruchten vertoonen, nooit in zoo groote hoeveelheid
op de bloemstelen, de bloemen en de bladeren verscbijnen; toch
kan men ze bij vochtig weer er wel op waarnemen.
Het komt mij voor dat de oorspronkelijke oorzaak der ziekte
in de morellenboomen gelegen
is in de door Monilia
fructigena aangetaste
morellenvruchten, die men
— omdat zij immers toch
Fig. 55. Monilia fructigena. Links: myceliumdraden
in het weefsel van een’ appel.
Rechts: een stuk zwamweefsel, zooals het
buiten op eene vrucht wordt aangetrotfen,
bestaaande uit hyphen met conidiën.
geen waarde hebben —
allicht aan de boomen laat
zitten. Aan de oppervlakte
van zulke morellen bevinden
zich de zwamhoopen,
waarvan boven (bl. 135)
sprake was; en de sporen,
die zich in ’t volgende voorjaar
aan de oppervlakte
van deze zwamhoopen
vormen, worden door den wind over de takken en twijgen, de
bloesems en de bladeren der morellen voortbewogen.
Wanneer zij op deze organen neervallen en daar günstige kie-
mingsvoorwaarden vinden, ontkiemen zij en veroorzaken de bovenbeschreven
ziekte. Waarom nu juist alleen de morellenboomen
daarvan te lijden hebben, blijft voorloopig een raadsel.
Bestrijding. Is de bovengegeven verklaring de juiste, dan moet
worden aanbevolen, bij den pink alle morellen, ook de zieke,
weg te nemen. Die welke ziek en met zwammassa’s bedekt zijn,
verzamele men in een’ zak en verbrande men. In den winter zoeke
men nogmaals al die samengeschrompelde morellen weg, welke
nog mochten zijn blijven zitten. — Verder is het zonder twijfel
goed, in ’t voorjaar alle stervende twijgen, iets verder dan de
plaats tot waar zij zijn afgestorven, af te snijden en te verbranden;
verdere besmetting wordt er door voorkomen.
y.
ZIEKTEN EN BESCHADIGINGEN
DER
KULTUURGEWASSEN
\