
schade tegenover, zoo door het uit den grond halen van uitgezaaide
korrels als door het plünderen van koolzaadvelden. Echter komen
deze vogels op verre na niet in zoo groot aantal voor als men,
afgaande op hunne sterke vermenigvuldiging, zou verwachten.
Plotseling invallende koude doe4 er in ’t najaar velen omkomen,
terwijl ook hermelijn en wezel vaak de eitjes halen uit het niet
ver van den grond verwijderde nestje.
De gewone vink, s chi ldv in k, m a a n y i n k (Fringilla coelebs).
Deze vogel is dadelijk kenbaar aan eene groote, witte vlek op
de twee paar buitenste staartpennen, alsmede aan eenen Avitten en
eenen geelachtigen dwarsband op de vleugels. Overigens is het
mannetje te herkennen aan eenen roodbruinen borst. — De vink
broedt in de meest verschillende deelen van Nederland , maar juist
niet in bijzonder groot aantal. De aanwezigheid van boomen is
daarvoor een bepaald vereischte. Sommige van de ouden, vooral
mannetjes, overwinteren hier; de meesten echter trekken tegen
’t gure jaargetijde naar het Zuiden. In den herfst komen hier
soms groote scharen, die in Noordelijke streken hebben gebroed,
op den doortocht. De vink broedt hier per jaar tweemaal (3—6
eieren), in een grootendeels uit mos samengesteld nest. — Zijn
voedsel bestaat hoofdzakelijk uit zaden; hij verkiest de oliebevat-
tcnde boven de zetmeelhoudendc zaden. Hij zoekt .¿ijn voedsel A^an
don grond, en Avordt dus-op bouwland niet zoo schadelijk als de
musschen, daar hij niet de korrels uit de aren haalt. Toch doet
hij soms veel kwaad door ’t uit den grond halen van uitgezaaide,
soms reeds ontkiemde korrels. Aan den anderen kant eten de
vinken ook veel zaden van onkruiden; en in ’t voorjaar — wanneer
in t algemeen de zaden van ’t vorige jaar ontkienid zijn en
die van den volgenden zomer zich nog niet hebben ontwikkeld,
vele insekten. Ook zijne jongen voedt hij met insekten.
De bier broedende vinken zijn gedurende een groot deel des
jaars meer nuttig dan schadelijk; maar bij de' „trekvinken”, die
hier in den nazomer en ’t najaar komen, overtreft dikwijls dc
schade het nut. In .boomgaarden kan men den vink het geheele
jaar door nuttig noemen.
Fig. 5. De vink (Fringilla coelebs).
c •* i' J J JL __________ - ________..................