
I
Fig. 10. Moederkoren (Claviceps purpurea), a = twee rüstende sklerotien ; f =
een sklerotium, dat vruchtdragers tot ontwikkeling heeft gebracht. (Natuurl.
grootte.)
■ \ IrAiptéì;;
l i b i l i * # ’
w m ifä m m m iiM M f
Ä f t ljii
VÀliìlliifi
.^ l^ i í i l í . ,
M m te M à
/■“’S.
•>>
d A}
-a /
ß(S Wßli
Mììi
m¡ìlni/ ì m \
ufvnK :l ‘iti ■; n / (liyi
fC l x W ;^-i V
■ ' A y ?%. ( ; LHyv..'-/ ] 1 1"-
fi yvxK y Y .''YV
w h A
:xw’ ; . 1 •: 1 ( J ' ■ r
Fig. 11. Links; een vruchtdrager van Claviceps purpurea, overlangs doorgesneden.
(Men ziet de perithecien aan den omtrek van het hoofdje).— In ’t midden:
een perithecium (sterk vergroot), met de opening aan den top van eene
tepelvornaige verhevenheid van het hoofdje. De laag, die het perithecium van het
aangrenzend weefsel scheidt, is samengesteld uit talrijke, dicht ineen geweven
draden, die ieder weer uit rijen cellen zijn opgebouwd. Binnen in het peri-
theciurri ziet men een aantal buisvormige sporenblaasjes of asci. — Rechts: een
sporenblaasje, sterker vergroot; aan ’t henedeneinde ontsnappen de draadvorrnige
sporen.
in den tiid der rijpte van het graan op den grond, dan blijft het
daar gedurende den winter liggen, om eerst in het volgende voorjaar
te gaan „kiemen” (zooals men ten onrechte zegt) d. i. het
aanzijn te geven aan kleine paddestoeltjes, waarm zich de „sporm
vormen, die het graan weer besmetten (fig. 10 en 11). - - Aan de
klaverplanten, die sterven aan den „klaverkanker", eene ziekte, welke
hier te lande in de laatste jaren nog al eens van zich deed spreken
vindt men zwarte korrels van zeer verschillende grootte , maar altijd
veel kleiner dan moederkprenkorrels; dit zijn msgelijks siileroiim,
die een volgend jaar aan paddestoeltjes het aanzijn geven, waarin
zich weer sporen vormen, die den „klaverkanker” tot iiitbreiding
brengen (fig. 12).
FiP- 12 De zwam den K l a v e r k a n k e r (Sclerotinia Trifoliorum). Links: een
Rechts; L n e sporenhlaas, nog sterker vergroot, met de sporen.
Uit hetgeen ik hierboven zei, volgt dat de sklerotien niets anders
dan op bijzondere wijze vervormde, rüstende mycehummassas zT^n.
Het mycelium nu kan, in welken vorm het zich ook voordoet,
„.r.l»lrling geven tot de vorming van zoogenaamde vrucUlwhamen,
die op hunne beurt weer sporen vormen. Zoodanige vruchtlichamen
kunnen zeer verschillend zijn gebouwd. Van zeer eenvoudig maaksel
ziin ze bij de roestzwammen, dat zijn de zwammen, die aanleiding
geven tot het ontstaan van „roest" op graan, op rozen, op pere-
bladeren, enz. Maken wij eene doorsnede van eene roestvlek op
een blad eener graanplant, dan zien wij , bij beschouwing onder
!5i. 1
&
T L
S P I
C f j
« i l ® -
te'"«'
f’
... .Z . .S ' s“' - il'liIBRte 1,1