
I ■!
'1
Y
86
keuriger beschouwing de gedaante van den veenmol reeds zeer
goed zichtbaar is. De moederveenmol waakt met veel zorg voor
haar broedsel, dat binnen het nest blijft, totdat de laatste jongen
het ei verlaten hebben ; zij vergroot intusschen de binnenholte van
het nest om het aangroeiende kroost meer ruimte te verschaffen,
terwijl zij daardoor ook in de nieuw blootgekomen wortels voedsel
voor de jongen verschaft.
Nu beginnen de jongen merkbaar in wasdom toe te nemen en
grijpt de eerste vervelling plaats; doch daar zij niet alle te gelijk
geboren werden, zoo verloopen er eenige dagen, vóór deze vervelling
bij allen is geschied. Nog blijven de jonge veenmollen steeds onder
de zorgen der moeder; zij bewegen zich dan wel buiten het nest,
doch in eenen beperkten kring, die niet veel meer dan 2 decimeter
in doorsnede heeft. Eene maand later grijpt de tweede vervelling
plaats. Nu begeven zij zich verder van het nest; zij beginnen ook
allerlei gangen te maken; zóó ontsnappen zij weldra aan het
toezicht der moeder. In October of November ver veilen zij voor
de derde maal; en daarna betrekken zij, nog zonder vleugels,
hnnne winterkwartieren.
Na den winter, gewoonlijk in April of Mei, heeft de vierde
vervelling plaats, en dan zijn er vleugelstompjes zichtbaar, terwijl
eene maand later, met de vijfde vervelling, de veenmol zijne
geheele grootte verkrijgt en dan ook van vleugels voorzien is.
De veenmol houdt zich zoowel op bouwland en in tiiinen als
op gras- en weiland en in bosschen op, en wordt overal evenzeer
schadelijk. In ’t algemeen verkiest hij drogen grond boven natten;
echter wordt vochtige bodem volstrekt niet door hem vermeden. Hij
knaagt aan de wortels van alle mogelijke planten; zelfs de wortels
van ooft- en woudboomen zijn voor hem niet veilig. Toch schijnt
hij die van kruidachtige planten boven de meer taaie, harde
boomworteis te verkiezen.
De veenmol schaadt echter niet alleen door hetgeen hij opeet;
en daardoor zelfs niet in de eerste plaats, te meer daar hij zich
niet uitsluitend met plantendeelen voedt, maar ook andere insekten
nuttigt. Maar hij schaadt vooral ook door de gangen, welke hij
37
even onder de bodemoppervlakte aanlegt. Daarbij werpt hij niet
slechts, op de wijze van den mol, jonge planten uit den grond;
maar hij knipt gewoonlijk de plantenwortels, zelfs oudere wortels,
dwars door met behulp van de tandvormige uitsteeksels van de
scheuen zijner voorpooten, die hij längs den scherpen rand van
de dij van T zelfde lichaamsdeel beweegt. Op plaatsen, waar de
veenmol zich door den grond heeft voortbewogen, kan men de planten
nit den bodem lichten, als men ze slechts met duim en vinger aan-
pakt. Op plaatsen, waarouder het nest zit, verwelken alle planten.
Om een voorbeeld te geven, in welk aantal de veenmollen soms
aanwezig zijn, deelt Wttewaall een verhaal mee, ’twelk hij van een
geloofwaardigen tuinbaas onder Velzen vernam, „In één’ moestuin
namelijk had men steeds veel last van de veenmollen, en door
den eigenaar werd aan de tninknechts voor lederen gevangen veenmol
één cent betaald. Op zekeren dag had het na zeer warm weder
buitengewoon sterk geregend, zóó zelfs, dat de moestuin voor een
groot gedeelte was ondergeloopen. Nadat het water was weggezakt,
gingen de tninknechts op klompen (tegen het doorzakken) naar
een stuk grond, waar de kool door de veenmollen geheel vernield
was. Dat terrein werd omgespit, en op eene uitgestrektheid van
16 Ned. roeden werden 1400 volwassen veenmollen uitgegraven,
waarvoor toen door de tuinknechts / 14 ontvangen werd”.
Middelen. In de eerste plaats zij hier vermeld het vernielen der
nesteu; men beginne daarmee in Juni en ga er ook nog later in
den zomer mee door. Men moet het nest zoeken op die plaatsen
van ’t veld, waar de planten geel en verwelkt zijn over een oppervlakte
van een’ kring, die 1 Meter in middellijn heeft; men voele
daar met den vinger in den grond, waar het nest zit, en neme
het voorzichtig op, zoodat de eieren er niet uitvallen. — Men kan
de veenmollen van een zeker terrein er toe brengen, op eene
bepaalde plek het nest te maken, wanneer men daar penen uit-
zaait; want onder deze leggen zij bij voorkeur hun nest aan.
Men kan de veenmollen ook in bloempotten vangen. Men slnite
de in den bodem van den pot aanwezige opening met eene kurk,
en plaatse de bloempotten zoodanig in den grond, dat zij met den
SL: I’,'
'■>i. 3.' i-r ■ Y
YüV
K: i Ya
;
I ■ l'iY-
,i( .