
in leven; maar verreweg de meeste planten gaan in rotting over
en sterven.
Oorzaak van deze ziekte is de zwam Rhizoctonia violacea, die
het violette mycelium vormt, waarvan boven sprake was.
Bestrijding. Men vermijde natten bodem en dichten stand der
bieten. Het gedurig behakken der jonge planten kan meehelpen,
om de uitbreiding der ziekte tegen te gaan. Verder schijnt eene
kalkbemesting goed te doen. Als voorbehoedmiddel wordt opge-
geven: het bietenzaad vóór ’t uitzaaien gedurende 20 uren in eene
carboloplossing van 1 7n te brengen. Het kiemvermogen v-an’t zaad
wordt echter daardoor eenigszins verminderd.
c. Ziekten in de bladeren der bieten, door zwammen veroorzaakt.
Verscheiden zwammen veroorzaken ziekten aan de bladeren der
bieten. Zoo vindt men soms op de ondere bladeren bietenroest
(Jjromyces Beiae Tulasne). Men ziet dan, meestal in grooten getale,
op den bovenkant der bladeren, kleine gele plekjes verscbijnen,
terwijl aan den onderkant zicb kleine verdikkingen vormen, waaruit
een bruin stof (sporen) te voorjchijn komt. Aan dezen roestvorm,
die in den nazomer en ’t najaar voorkomt, gaat een bekerroestvorm
(vgl. o. a. bl. 70) vooraf, die insgelijks op de bietenbladeren leeft,
maar in ’t voorjaar, en die op de bladeren licht gekleurde verdikkingen
vormt, w^elke een oranjegeel stof (bekersporen) loslaten. Het
is gewenscht, zooveel mogelijk de bladeren, welke deze bekerroest
dragen, in ’t voorjaar af te plukken en te vernietigen, om aldus
het optreden van roest in den nazomer en ’t najaar te voorkomen;
de bekerroest komt nooit veel voor. Ook bespuiting der bladeren
met Bouillie Bordelaise (bl. 110), respectievelijk eenmaal in Juni,
in .Juli en in Augustus, wordt aangeraden. —
Op de bladeren der bieten vertoonen zich dikwijls droge, geen
stof loslatende, scherp begrensde, geel- of bruinachtige vlekken,
die door drie verschillende zwammen kunnen worden veroorzaakt.
(Gerospora beticola Sacc., Phylostictica Betae Oudemans en Septoria
Betae Westd.); maar deze zijn gewoonlijk van minder beteekenis.
De bladeren van ,,’t hart” der bietenplanten (dat zijn dus de
middelsten van het bladroset) kunnen in den herfst zwart worden,
verschrompelen en verdrogen. Geschiedt dit snel, dan heeft men
te doen met het snel verloopende rot in 't hart, welke ziekte door
Sporidesmium (of Clasterosporium) putrefaciens Sacc. wordt teweeggebracht.
— De bladeren van ,,’t hart” kunnen echter ook worden
aangetast door de zwam Peronospora Schachtii Fuckel, die het
langzaam verloopende rot in H hart veroorzaakt. Laatstgenoemde
wierzwam (bl. 53) vormt aan de onderzijde der hartbladeren eene
aanvankelijk witte, later vuil blauwachtig grijze schimmel, terwijl
de bladeren kroes worden, klein blijven en aan de bovenzijde gele
vlekken vertoonen, die eerst langzamerhand verschrompelen.
Peronospora Schachtii tast ook dikwijls de bladeren aan, die zich
aan den bloeienden stengel der bieten vormen, welke men voor de
zaadvorming den winter overhield. Het mycelium nl. over wintert
aan den kop der zaad bieten; en de zwam ontwikkelt zich en vermeerdert
zich in ’t volgende voorjaar, waarbij zij den bladeren
verhindert, de normale grootte te bereiken, zoodat de bloem- en
zaadvorming uitblijft of althans lijdt. Men moet daarom de zaad-
bieten nauwkeurig controleeren, en den bieten, welke aan het
eind van het eerste levensjaar blijken aangetast te zijn, den kop
afsteken, of nog liever ze van ’t veld verwijderen; in geen geval
mag men ze laten staan, om er het volgend jaar zaad van te win-
nen. Het totaal verwijderen van de aangetaste bieten vóór den
winter is nog des te meer noodzakelijk, omdat ook in de aangetaste
bladeren bruine, dikwandige sporen („oösporen”) overwinteren.
Een rechtstreeks bestrijdingsmiddel van de Peronospora Schachtii
is bespuiting met Bordeauxscbe pap of Bouillie Bordelaise; zie
bl. 110.
d. H Rotten van de oude bietenwortels in den grond of na den
oogst op de bewaarplaatsen.
Dit kan worden veroorzaakt òf door de werking van het violet-
bruine zwamweefsel van Rhizoctonia violacea (zie bl, 101), òf
9 4 .^ -J J