
uen- paar andere soorten van aaskevers (Silpha opaca en S. reticulata).
— Slechts enkele jaren doen de aaskevers en hunne larven
kwaad; vau voorbehoedmiddelen, die zouden kunnen dienen om
hunne vermeerderiug te voorkomen, kau dus geen sprake zijn. Als
lokmiddel heeft men aanbevolen: het plaatsen vau schotels met
allerlei nietswaardigen afval van de slagerij, met doode dieren,
onz,, waar meu stroo over heen legt. De kevers en larven komeu
däar op af, en kunnen dan bij duizenden tegelijk wordeu gedood.
Ook eene bespuiting met eene oplossing van Schweinfurtergroen
wordt aanbevolen. —
Het schi ldpadtorret je der suikerbieten (Cassida nebulosa).
Dit 5—7 mM. lange, 3—5 mM. breede kevertje (fig. 54) heeft iets
schiidpadachtigs in zijn voorkomen, doordat de dekschilden zoowel
als de huidbekleeding van de rugzijde van ’t voorborststuk breeder
zijn dan de lichaamsdeelen, welke zij bedekken, zoodat het geheele
lichaam aan de rugzijde a. h. w. door een schild bekleed is, De
rugzijde van dit torretje is roodachtig bruin, bij jonge exemplaren
groenachtig, altijd van donkere vlekjes voorzien. De buikzijde is
zwart. — De larve, is langwerpig ovaal, geelgroen van kleur. De
kanten van ’t lichaam zijn met zijdelingsche, vertakte dorentjes
bezet. Aan het borststuk bevinden zich drie paar pooten. Het
voorlaatste lichaamslid draagt een gaffelvormig vertakt, staartachtig
aanhangsel, ’t jvelk de larve gewoonlijk over haar lichaam heeu
uaar voren gebogen draagt, en waarop zij hare uitwerpselen ophoopt,
zoodat zij van deze a. h. w. een parasol maakt, waarmee
zij zich tegen de hitte der zonnestralen beschut. — De kevers, die
als zoodanig overwinteren, tasten in ’t voorjaar gewoonlijk slechts
meldeplauten aan, op welk onkruid zij ook hunne eieren in hoopjes
leggen. Weldra vindt men ook de larveu, die zich aanvankelijk
hoofdzakelijk aan de onderzijde der bladeren ophouden. Deze larveu
zijn jtraag; zij vreten de bladeren op, en als zij volwassen zijn,
hechten zij zich aan een blad vast en verpoppen. In Juui verscbijnen
de kevers der volgende generatie, die weer hare eiereu aan de
bladeren leggen. Bij aanhoudend günstige weersgesteldheid kan het
zelfs tot eeue derde geueratie komeo. In sommige jaren komt het
voor dat de kevers der geueratie, welke iu Juui verschijnt, op
suikerbieten of mangelwortels overgaan, en deze erg beschädigen.
' Fig. 54. Het schildpadtorretje der hieten (Cassida nebulosa). Rechts ziet
men een stuk van eenen stengel der meldeplant, met larven, pop en kever, op
nat. gr. afgebeeld. Links vindt men larve, pop en kever, vergroot voorgesteld;
de laatste is geteekend, zoowel van de rugzijde als v^n de buikzijde gezien.
Dat doén ook de larven, welke uit hunne eieren voortkomen.
Ook met het oog op de schade, welke de schildpadtorretjes kunnen
veroorzaken, is het gewenscht, de eveneens als onkruid schadelijke
meldeplauten zooveel mogelijk uit te roeien.
II. Wortelen of penen.
Uitwendig aan de wortelen vreten : engerlingen (bl. 20) eu ritnaalden
(bl. 30). — Wormstekig worden de wortelen door de
pootlooze witte larven van
de wor t e l v l i e g (Psila Rosae F.),
een 4—5 mM. laug glimmend zwart vliegje, met gelen kop, gele
pooten en glasheldere vleugels. Het iusekt overwintert iu deu
grond als een lichtbruiu popje. Vroeg in ’t voorjaar verschijnt de
vlieg, die hare eitjes, ieder afzonderlijk, aan de wortels van penen,
------
■s
i l J ]
/