
î
H I; fr
» t
M
' i
hi
f
s : :
. A .
; ..
,i ■ • •■
l ' i l ■■
24
Wollny vergeleek de opbrengst van twee gelijksoortige en gelijk
behandelde perceelen, van welke het eene gewied werd en het
andere geheel aan zieh zelf werd overgelaten. Hij kwam tot het
volgende resultaat:
gewied perceel. ongewied perceel.
Opbrengst in grammen:
aan korrels: aan stroo: aan korrels: aan stroo:
zomerraapzaad 849,0 1361 266,2 lOlO
boonen 850 1390 470 910
Tot de onkruiden behooren niet uitsluitend wilde gewassen; kul-
tuurplanten, die een vorig jaar op een zeker terrein werden geteeld
en daar een volgend jaar tusschen het alsdan gekweekte gewas uit
in den grond achtergebleven zaden weer opschieten , moeten eveneens
als onkruiden worden beschouwd. Zoo slaan bruine mosterd
en hoppeklaver telkens weer op waar ze eenmaal werden geteeld.
Onder de gewassen, die herhaaldelijk opslaan, waar ze vroeger
zijn verbouwd, behoorfc ook de spurrie, vooral wanneer zij voor
de zaad winning werd geteeld. Spurrieopslag: is vooral in droge
voorjaren in haver bijzonder nadeelig. Toch kunnen we zeggen, dat
bijkans alle onkruiden tot de wilde gewassen behooren.
De aanwezigheid van onkruid maakt dat er meer planten op
een zeker terrein aanwezig zijn, dan het geval diende te wezen.
Daardoor krijgen de kultuurgewassen vooreerst geen licht genoeg,
vooral wanneer de onkruiden eene groote bladoppervlakte bezitten.
Planten, die zieh in den beginne slechts langzaam ontwikkelen,
hebben ’t meest van zulke onkruiden te lijden, zooals hakvruchten
en peulvruchten. — Ten tweede missen de kultuurgewassen, bij aanwezigheid
van veel onkruid, de noodige ruimte om zieh goed te
ontwikkelen. — Ten derde trekken de onkruiden ön water en
voedende stoffen uit den grond, die anders het kultuurgewas ten
goede zouden gekomen zijn. — Ten vierde werken zij soms meer
rechtstreeks nadeelig op de kultuurplanten in, zooals de kamper-
foelie, die jonge boomen omslingert en daardoor niet slechts hunnen
groei belemmert, maar ook hunne stammen verwondt, — de wilde
I