
Blz.
II. Wortelen of penen . . . . . . . . . 123
III. A a rd ap p e lp lan t..........................................124
IV. Rapen, knollen, turnips, koolrapen . . . 125
o.a. knollenbladwesp (Athalia spinarum) 126
G. Be s chadi g ing en van v o ede r g ewa s s en 127
I. Klavers, lucerne, seradelle, wikken, linzen 127
II. L u p in en ..........................................................128
III. S p u r r i e ......................................................... . 128
IV. Koolsoorten.................................................... 129
I. Aan de wortels...................................... . .129
II. In gallen aan de wortels {Ceutorhynchus
sulcicollis)......................... 129(95)
III. Bovenaardsche beschadigingen van jonge
planten.........................................................129
o.a. koolmotje {Tinea cruciferarum) 129,
kooiwitjes {Pieris Brassicae 130, P. rapae
133, P. napi 133), kooluil (Mamestra
Brassicae) 134.
H. Be s chadi g ing en aan gras sen op we i den
eh g r a s l anden . . . . . . . . . 135
o.a. grasrupsen 136—138.
I. Be s ch ad i g in g en aan o o f tbo omen . . 138
I. Appel- en pereboom.
Appelbloesemkever {Anthonomus pomorum)
138, wormstekige appelen {Carpocapsa
pomonana) 139, bloedluis (Schizoneura lanigera)
145,
II. P ru im eb o o rn ........................ ..... . . . . 146
Pruimenbladwesp {Selandria fulvicornis) 146
pruimenmade {Carpocapsa funebrana) . . 147
III. Kerseboom....................................................147
Wintervlinder (Acidalia brumata) . . . 147
-
I I I BESCHADIGINGEN EN ZIEKTEN, VEROORZAAKT
DOOR DIEREN.
Sommige diersoorten leven op of in slechts éene soort of slechts
een beperkt aantal soorten van planten; deze zullen worden behandeld
naar volgorde der aangetaste gewassen. Maar er zijn ook een
aantal diersoorten, die volstrekt niet kieskeurig zijn, en die bijkans
alle gewassen, of althans vele, zeer uiteenloopende planten aantasten.
Deze behandel ik onder de rubriek:
A. Dieren, die aan allerlei gewassen schadelijk worden.
Het zijn de volgende dieren:
zoogdieren: veldmuis, waterrat („aardwolf”) , hamster;
vogels: huis- en ringmusch, vink, robijn, rock en kraaien,
duiven, wilde eenden en ganzen;
insekten: engerlingen, ritnaalden, aardrupsen, gammauil, emelten,
veenmol, bladluizen;
duizendpootachtigen: oprollers;
spoelwormen: stengelaaltje, bietenaaltje, wortelaaltje;
slakken: grau we veldslak.
De v e ldmu i s (Arvicola arvaUs) .
(Orde: knaagdieren, familie woelmuizen; Dierk., blz. 62) is geelachtig
grijs van kleur, met vuil rosachtig witten bulk. In fig. 1 is
zij op ongeveer de helft der natuurlijke grootte afgebeeld; maar
overigens is de grootte van verschillende exemplaren zeer verschillend.
Van alle muisachtige dieren heeft de veldmuis den kortsten
Landhouwbibl.: r i t z , b o s , Ziekien en beschad. d. kultuurgew. II. 1