
ití:|
i; r l i ( !' ■’
I . IH "
! ,
i i l
bouwen. Vooral lette men erop, dat men geen klaverzaad gebruikt,
dat met Orobanchezaad vermengd is.
Verwante soorten van Orobanche leven op lucerne, lathyrus,
erwten, linzen, veldboonen en lupinen.
De hennepbremraap {Orobanche ramosa) wordt 10—30 cM. hoog,
heeft een’ zeer vertakten, geelbruinen, behaarden stengel en witte
of blauwachtige bloemen. Hij verschijnt in Juni, Juli en Augustus,
en wordt soms zeer schadelijk op hennep en tabak; ook woekert
hij op de zonnebloem. Men moet, zooveel mogelijk, de aangetaste
planten met den parasiet uitgraven. Hennepvelden ploege men
na den oogst dadelijk om.
Warkruid (Cuscuta).
De verschillende soorten van warkruid zijn nauw aan de winde-
achtige planten (Convolvulaceen) verwant; zij zijn bladerloos maar
vertoonen eene menigte takken, die lang en dun, draadvormig
en roodachtig wit van kleur zijn. Deze takken omspinnen de bladeren
en stengels van andere planten, waarop zieh de parastiet
vestigt, zoodanig dat deze er geheel door ingewikkeld en tegen den
grond gedrukt worden,, terwijl zij tevens worden uitgezogen door
middel van zuignapjes, die zieh aan de takken van het warkruid
vormen en met de stengels en takken der voedsterplanten vergroeien.
De draadvorrnige takjes van het warkruid dragen bolvormige hoopjes
van licht rozenroode bloempjes. Wortels zijn alleen in de allereerste
jeugd der woekerplant aanwezig.
Alle soorten van warkruid zijn éénjarige planten. De zaadjes zijn
zeer klein en kiemen snel. De kiem groeit dan als een dun draadje
eerst recht omhoog en is aanvankelijk met een aan zijn ondereinde
verdikt gedeelte , dat de rol van wortel speelt, in den grond beves-
tigd. Al groeiende neemt het draadvorrnige stengeltje nu dezen dan
dien stand in, heit dan naar deze dan naar gene zijde over, enkomt
aldus van zelf in aanraking met een’ stengel of tak van de voedsterplant,
welke het dan spoedig in 3, 4 of 5 windingen omslingert,
terwijl het alras verscheiden zuignapjes vormt. Kan nu het jonge
warkruidplantje op deze wijze zijn voedsel uit den hospes opnemen,
dan sterft zijn onderste gedeelte af, zoodat het niet meer met den
bodem samenhangt. Daarna groeit de stengel zeer snel in de lengte
en vormt eenige wijde, losse windingen, waaraan geene zuigorganen
Fig. 3. Roode klaver met warkruid bezet, nat. grootte. Links: een bloem-
hoofdje en eene afzonderlijke bloem, vergroot. Rechts beneden : één zaadje vergroot,
vier zaadjes natuurl. grootte; verder kiemplantjes vóór en nadat zij een’
klavertak hebben gegrepen, om dezen te omslingeren.
ontstaan. Zoo klimt het warkruid snel tegen de voedsterplant
op, en vormt alras verscheiden takken, die nu beginnen, de
plant in enge windingen te omgeven en op de plaats van
aanraking zuignappen vormen. Aldus breidt zieh het warkruid
Landbouwbibliotheek : Plantenziekten. 3
A
] p ' V l!