
Bij sommige bacteriën heeft men sporenvorming (fig. 4, 3)
waargenomen. Deze grijpt aldus plaats. De inhoud der cel trekt
zieh samen en wordt met een’ nieuwen wand bedekt; het aldus
ontstane lichaampje is de spore. De oorspronkelijke wand der bacterie
verdwijnt nu en de spore blijft alleen over. Deze laatste kan
zeer hooge temperaturen verdragen, en kan lang zonder voedsel
blijven, zonder haar vermögen om te ontkiemen te verliezen. De
ontkieming grijpt plaats zoodra de omstandigbeden daarvoor günstig
zijn. Dan barst de wand der spore open en eene jonge bacterie
treedt te voorschijn, die groeit en weldra zieh gaat vermenigvuldigen.
Er zijn vele soorten van bacteriën, die in de huishouding der
natuur eene hoogst belangrijke rol speien, en ook voor den landbouw
van veel beteekenis zijn. Deze rol speien zij, doordat zij op
de stof, waarin zij leven, krachtig inwerken. Zoo zijn er in den
bodem salpetervormende en salpeterzuur ontledende bacteriën; zoo
spelen de bacteriën der wortelknolletjes van vlinderbloemigen eene
voor den landbouw hoogst gewichtige rol, doordat zij deze planten
in stnat stellen, stikstof uit de atmosfeer voor haren groei te
gebruiken, zoodat men door de teelt van klavers, lupinen, enz.
den bodem met stikstofverbindingen verrijkt. Voor de zuivelberei-
ding zijn verschillende bacteriën van ’t allerhoogste belang. Verscheiden
ziekten van menschen en dieren, zooals miltvuur, tuberculose,
cholera, typhus en muizentyphus, worden door bacteriën
in ’t leven geroepen. Tot heden kent men nog maar weinige plantenziekten,
waarvan het met zekerheid vaststaat, dat zij door bacteriën
worden veroorzaakt.
Zoo ontstaat het droog rot zoowel als het nat rot der aardappelen
door bacteriën. — Het droog rot vertoont zieh gewoonlijk eerst na
den oogst in de aardappelknollen, die slap worden en zieh later
gemakkelijk laten verbrokkelen ; dit verschijnsel vertoont zieh somwijlen
zelfs eerst in ’t voorjaar. — Het nat rot komt reeds in
de aardappelen voor, als deze nog te velde staan; de knollen
veränderen inwendig in eene gierachtige zelfstandigheid.
Het geelziek der hyacinten wordt door bacteriën teweeggebracht,
en van den vlasbrand is zulks waarschijnlijk.
h. De slijmzwammen (Myxomyceten).
De slijmzwammen zijn wezens, die op de grens tusschen het
het planten- en het dierenrijk
staan. Zij bestaan uit eene grootere
of kleinere massa georgani-
seerde stof, die in samenstelling.
en in al hare eigenschappen
overeenstemt met het protoplasma,
waaruit de levende cellen»
zoowel van dieren als van plan-
ten, zijn opgebouwd. Deze massa
protoplasma, welke men een
„plasmodium’’^ noemt, beweegt
zieh langzaam voort, bepaaldelijk
naar vochtige plaatsen toe ;
omhult zij met hare uitloopers
een of ander stukje van
eene plant of een dier, dan
kan dit worden verteerd. Komen
de slijmzwammen door de
bovenvermelde eigenschappen
veel met lagere dieren (Moneren
en Amoeben ; zie het
deeltje over Dierkunde, bl. 189)
\—i^PlasmodiophoraBrassicae; overeen, — hare voorplanting
"l=SpS2T=0pvolgendetoestanden f
van kieming, het uittreden der zwerm- d® zwammen naderen. De spospore
voorstellende. 10—12 Zwermspore pen zijn gewoonliik bolvormig
Id—lb. Overgangsvormen tusschen zwerm- • ., H ^
spore en Amoebe. 17, 18. = Amoeben. ^Is sporen van
0)e trilhaar is verdwenen.) 19 = Jong gewone zwammen {fig. 5 , 1).
Plasmodium, door meenvloeien van ver- , v j y
scheiden Amoeben ontstaan. Brengt men eene spore eener
slijmzwam in water, dan neemt
haar protoplasma water op ; het zet zieh dus uit en kruipt naar buiten
als een protoplasmaklompje, ’t welk geen’ wand heeft en er ook geenen