
¿■■-X
ñ
zieh gaarne tot eene C of tot eene spiraal ineenrollen (fig. 17). De
rupsen overwinteren ; zoolang de grond bevroren is , houden zij zich
schuil en vreten niet; zoodra haar echter de voorjaarswarmte weer
wekt, vreten zij nog een’ tijd lang aan onze gewassen, maar veränderen
dan spoedig in eene bruine pop, die in een’ eivormigeu
klomp samengeperste aarde besloten is. Enkele keeren ook verpopt
de rups reeds vóór den winter. In ’t laatste geval komt natuurlijk
de uil wat vroeger te voorschiju, dau wauueer de rups als zoodanig
heeft overwiuterd. De vliegtijd vau deu uil verschilt zeer. Meu
ziet hem vliegeu, altijd ua zousoudergaug, gedureude de maaudeu
Juui, Juli eu Augustus, eukele maleu reeds iu Mei, soms uog iu
September of zelfs iu October. De uil is 20 mM. lang, en de
afstand tusschen de spitsen der voorvlengels bedraagt omtrent 45
mM. De voorvlengels ziju aschkleurig grijs of bruiuachtig, met hier
eu daar doukerder teekeuiugeu; de achtervleugels bij ’t mauuetje
witachtig, bij ’t wijfje bruiuachtig grijs. Het lichaam zelf is bruiu-
grijs. — Meestal iu Augustus, maar ook wel vroeger of later,
al uaar deu vliegtijd vau ’t insekt, leggen de vrouwelijke uileu
hare eiereu iu deu groud; ougeveer veertieu dageu daarna komen
de rupsen eruit te voorschijn. Natuurlijk worden deze vroeger of
later in ’t jaar schadelijk, naarmate de eiereu eerder of later gelegd
zijn. Over dag houden de rupsen zich op in den grond, waar
zij gedurende ’t najaar aan de wortels vau het jonge wintergraan,
vooral aan die van rogge en tarwe, vreten, maar ook aan de
wortels van koolzaad en koolplanten; terwijl zij verder zeer gaarne
zich inboren in mangel wortelen, koolrapen, knollen en aardappelen.
Die, welke zich in dergelijke onderaardsche plantendeelen hebben
ingeboord, schijnen zich ook ’s nachts aan dezen maischen, sap-
rijken kost te houden; die echter, welke aan de wortels van granen
en andere gewassen knagen, komen bij nacht boveu den grond,
om de bovenaardsche deelen van de nog jeugdige plantjes af te
vreten. —■ Zoodra de vorst den bodem doet stijf worden, kruipt
de aardrups dieper in deu grond, tot op eene diepte van 1 dM.,
waar zij eene eironde holte uitgraaft, binnen welke zij blijft ver-
toeven. Enkelen verpoppen daar reeds tegen den winter ; de meesten
43 .
echterlvreten iu ’t volgende voorjaar uog een’ tijd lang, hoewel ze
dan zeldeu zoo nadeelig worden als in ’t najaar.
Tot de natuurlijke vijanden vau de aardrupsen moet men vooral
de spitsmuizen, mollen, roeken eu kwikstaarten rekenen.
Middelen. Op warme en vooral met paardemest bemeste gronden
heeft meu het meest van aardrupsen te lijden. Waar men
veel met deze plaag te maken heeft, vermijde meu dus zooveel
mogelijk de heéte mestsoorten. Maar dit is niet altijd te doen,
althans niet in tuinen en kweekbedden.
Waar het gewas op groote schaal door de aardrupsen bedorven
is, en er weinig of niets meer op de akkers is overgebleven, is
het goed, het land zeer diep te ploegen. Stelt men het zaaien tot
het volgende voorjaar uit, dau kan men in ’t najaar varkens op
de akkers drijven; deze wroeteu de rupsen uit den grond.
Wil men toch een wiutergewas telen op akkers, waar de aardrupsen
in den uazomer in hooge mate schadelyk werden, dan zou
het aanbeveling kunnen verdienen, het veld tot October te laten
liggen, eu dan het diep te laten omploegeu, om eerst daarna het
wiuterzaad te zaaien. Was nl. het wiuterkoren vroeg uitgezaaid eu
door de aardrupsen vernield, dau zou de kans zeer groot zijn, dat
hetgene, ’twelk vóór ’t eind van September op nieuw werd gezaaid,
evenzeer zou mislukken. Maar komt het koren niet vóór October
in deu grond, dan hebben bij de ontkieming de rupsen bare
bewegelijkheid reeds verloren en worden zij gedurende dat najaar
niet meer schadelijk; terwijl door het omploegeu vele van de
lästige insekten boven den grond zijn gekomen, waar zij de prooi
van vogels zijn geworden.
Verder kan meu in sommige gevallen de misdadigers laten
wegzoeken. De rupsen en poppen, die bij het ploegen boven den
grond komen, kan men door jongens laten oprapen. In turnen
kan men de rupsen bij nacht, bij ’t licht van een lantarentje,
laten wegzoeken; dan toch hebben zij hare onderaardsche schmlhoeken
verlaten om boven den grond de . planten af te vreten.
Eenvoudiger en doelmatiger is het, de aardrupsen door inspuitingen
van benzine iu den grond te dooden (zie bl. 24).
r , .
*
Í
if»
:____