
JI
140
»
(Dierk. bl. 138) behoort. Het is 10 niM. lang en heeft eene vlucht
van 2 0 mM. De voorvleugels zijn grijs, dwars gestreept, aan den
rand van eene ovale, fluweelzwarte vlek voorzien, in het midden
waarvan zich een koperrood oogje bevindt. — De vlinder legt in
Jnni of Juli de eieren afzonderlijk aan de onrijpe appelen en peren
(fig, 64). Het lichtgeelachtige of lichtroodachtige, in volwassen toestand
10 mM. lange rupsje boort een gangetje tot in het klokhuis,
welk gangetje echter zoo fijn is, dat het weinig in ’t oog valt (fig.
64). In het klokhuis houdt het zich het langst op, want zijn
eigenlijk voedsel bestaat
uit de pitten. Weldra
graaft het ook een’ gang
naar buiten, door mid-
del van welke lucht
in de door de rups bewoonde
holte kan bin-
nentreden en waardoor
ook sbms uitwerpselen
naar buiten worden ge-
schoven. Overigens is
ook de holte binnen het
klokhuis met uitwerpselen
der rups gevuld.
Fig. 63. 1 = Jonge appel, waarop Ca?„ocapsa De aldus aangetaste
pomonana zijii eitje legt. 2 = vlinder, vliegend. ™^ u x u r - r x i i •
3 = id. vergroot (4 en 2 nat. gr.). vrucht blijft klein, WOrdt
d o o r g a a n s r ijp v ó ó r zij
IS v o lg r o e id e n v a l t d a n o o k d ik w i j l s e e r d e r a f d a n d e g e z o n d e
vruchten (fig. 64, 6). — De rups is volwassen tegen den tijd der
rijpheid van de appelen en peren of wel — en gewoonlijk — iets
vroeger; de door baar bewoonde vrucht kan dan reeds afgevallen
zijn, maar zij kan ook nog aan den boom zitten. Hoe.het zij, ook
wanneer de rups uit eene op den grond liggende vrucht is weggekropen,
nooit blijft zij op of in den grond; altijd kruipt zij in eene
reet der schors van een’ boom weg om zich in te spinnen, of wel
zij zoekt aan palen of latwerk een daarvoor geschikt plaatsje op. —
t -ß
141
Middelen. Het af krabben van de schorsschubben; het bestrijken
van de stammen met kalk of met een mengsel vau klei en kalk. —
Beter is het, tegen Juli ringen van houtwol, met papier overdekt
Fig. 64. 4 = Jonge appels, waarop hi] w, x , y , z eitjes zijn gelegd. — f =
oudere appel (een pijltje stelt het kleine, later niet meer zichtbare, inborings-
kanaaltje voor). Verder is er vreterij in ’t klokhuis, en van daar strekt zich
een gang naar de oppervlakte uit.' — 6 = volgroeide wormstekige appel
(bij a en b openingen aan de buitenoppervlakte),
(fig. 66 tot 6 8 ), om de stammen, palen, stutten, enz. te bevestigen; de
rupsen kruipen daaronder weg, omdat zij daar tegen vochtigheid en
____