
È.
i.
Daar dit apstel m. i. juist zóóveel geeft als noodig is tot recht begrip
van hetgeen in het vervolg van het boekje wordt behandeld, meende ik
mij in hoofdzaken ddàraap te moeten houden.
Vóór ik eindig, wil ik mij kwijten van den aangenamen plichi,
mijW vriendelijken dank te betuigen aan de Bestuurders van het Kruid-
kundig Genootschap Dodonaea te Geni, die mij veroorloofden gebruik
te maken van een groot aantal in hun bezit zijnde cUchés;
daardoor is dit werkje rijker en fraaier géillusireerd dan anders allicht
het geval zou zijn geweest.
Moge ook dit deeltje aan zijn doel. beantiooorden !
A m s t e r d am , Nov. 1896. J. RITZEMA BOS.
I N H 0 Ü D.
Biz.
I n l e i d i n g ...................................................................................................................................^ ^
I . B e sc h a d ig in g e n e n z i e k t e n , v e r o o r z a a k t d o o r d e
INWERKING v a n DE ANORGANISCHE N A T U üR ...........................3 23
A. A tm o sfe r isch e i n v l o e d e n ................................3 17
I. Gebrek aan licht .........................................3—6
II. Invloed van de tem p e r a tu u r .....................6—17
a. Dood der planten door te hooge temp
e r a t iiu r ..........................................................^ ^
b. Bevriezen en doodvriezen van plantendeelen
............................................................■ 8—
C. Het ontstaan van vorstspleten in boomen 12— 13
d. Het opvriezen van jonge planten door
vorst ...................................................... 13 14
e. Vermindering der werkzaamheid van
den wortel door läge temperatuur van
den grond........................................................ l'l 1^
f. Het uitblijven van de bladgroenvorming 15
I'i
te ■ ''