
XII INHOUD.
Biz.
g. Het zoet worden van de aardappelen
bij läge temperaturen..........................16
III. Inwerking van giftige stoffen in de atmosfeer
(zwaveligzuurgas)...............................16—17
B. Invloeden, zetelende in den bodem . . 17—23
I. Onvoldoende gaswisseling in den grond.
(Te diep zaaien. — Ophoogen van den
grond rondom boomstammen. — Wortelrot) 17—20
II. Gebrek aan water. (Verwelken. Verdorren.
Dwergvormen) . 20—21
III. Gebrek aan aanvoer van plantenyoedsel . 21—22
IV. Overmatig groote hoeveelheid voedende
stoffen in den grond . . . . . . . . 22—23
V. Giftige stoffen in den grond (Lichtgas) . 23
II. B e s c h a d i g i n g e n e n z i e k t e n , v e r o o r z a a k t d o o r
ANDERE PLANTEN .............................................................. 23—136
A. Schade, veroorzaakt door onkruiden . 23—26
B. Schade, veroorzaakt door woekerplanten.
Saprophyten, parasieten. — Zaad- en sporen-
planten 27—29
I. Zaadplanten.................................................... 29
*
Bremrapen (Orohanche) . . . . . . 30—32
Warkruid (Cuscuta)...............................32—36
INHOUD. XIII
Blz.
m
II. Zwammen ........................................................... 1^^
37—38
39—43
а. Splijtzwammen of Bacterien . . . .
б. Slijmzwammen of Myxomyceten
(„knolvoeten” van de kool) . . ■ •
C. Draadzwammen of ware zwammen
(Eumyceten). Algemeene opmerkingen
over bouw en levenswijze der draadzwammen
...............................................
P l a n t e n z ie k t e n , d o o r d r a a d zw a m m e n t ew e e g g e b r a c h t ,
GERANGSCHIKT NAAR DE KULTUURGEWASSEN.............................
I. Ziekten van g r a n e n .........................................
a. Steenbrand of stinkbrand van de tarwe
(Tilletia Tritici en T. laevis . • • •
b. S>tnifhmnd dev hsivev (Ustilago Avenae)
c. Stuif brand van gerst en tarwe ( Ustilago
nuda Hordei, U. tecta Hordei, U. Tritici.)
d. Stengelbrand der rogge ( Urocystis occulta)
e. Graanroest (Puccinia graminis, P. stra-
minis, P. co ro n a ta )...............................
/ . Meeldauw (Erysiphe graminis) . . .
g. Het zwart (Cladosporium herbarum) .
h. Moederkoren (Claviceps purpurea) . .
II. Ziekten van erwten en boonen . . . .
43—55
55
55
55—58
58—62
62—65
66
66—72
72—7^
73—76
76—80
81
L1.5