
' : ;H
y ■ Yai
'I
• I
streefde, de beste. Wat de behandelde stof betreft, heb ik mij — evenals
in H eerste deeltje — bepaald tot de vijanden der eigenlijke landbouw-
gewassen, en heb ik slechts de allerbelangrijkste vijanden der ooftboomen
daarbij gevoegd. Ik kon geen gevolg geven aan het naar aanleiding
van het verscbijnen van deel I meer dan eens tot mij gekomen vefzoek ,
om ook de voornaamste vijanden der houtteelt niet voorbij te gaan, en
dan later in eeW eventueelen 2en druk van H eerste deeltje. ook de
plantaardige vijanden der houtteelt daarin op te nemen. Hoe zeer ik
gewenscht had, dit te kunnen doen, de beschikbare ruimte veroorloofde
dai niet. Ook had ik mij voorgesteld, aan H slot van dit tweede deel
te geven een hoofdstuk, bevattende algemeene opmerkingen omtrent de
oorzaken der vermeerdering van de plantaardige en dierlijke vijanden
van onze kultuurgewassen, en omtrent de middelen ter bestrijding,
maar om hiet te veel ruimte te vorderen, moest ik ook daarvan afzien.
Het le deeltje van „Ziekten en beschadigingen der Kultuurgewassen"
heeft eene welwillende opname gevonden; van eenige door sommige
recensenten gemaakte opmerkingen heb ik dankbaar gebruik gemaakt
bij de bewerking van dit tweede deeltje.
Ook thans weder betuig ik mijnen vriendelijken dank aan de
Bestuurders van het Kruidkundig Oenootschap Dodonaea te Oent,
die mij toestonden, eenige in hun bezit zijnde clich'es te gebruiken.
A m s t e r d a m , Juli 1897, J. RITZEMA BOS.
I N H O U D .
Blz.
III. B e s c h a d ig in g e n b n z ie k t e n , v e r o o r z a a k t do o r
DIEREN.
A. Di e r en, die aan a l l e r l e i g ewas s en
schadel i jk w o r d e n .........................................
Veldmuis bl. 1, waterrat 6, hamster . .
Schadelijke vogels in ’t algemeen . . .
Ringmusch 11, huismusch 12, kneutje 13,
vink 14, kraaivogels 1 6 , duiven 18,
wilde ganzen en eenden 19.
Engerlingen (meikevers, rozenkevertje) .
Ritnaalden . . . .
V e enm o l........................'
Emelten . . • • •
Aardrupsen . . . .
Gamma-uil of pistooltje
Bladluizen . : . .
Oprollers (Julus) . .
Slakken . . . . .
Het stengelaaltje (Tylenchus devastatrix) .
Het bietenaaltje (Heterodera Schachtii) .
Het wortelaaltje (Heterodera radicicola) ■
B. Be s ch a d i g in g en aan granen.
I. Beschadigingen aan de wortels . . . .
Veldmuis ,1, waterrat 6, hamster 8,
engerlingen 20, ritnaalden 30, aardrupsen
40, emelten 38, bietenaaltje (haver-
aaltje) 66.
II. Beschadigingen aan de bovenaardsche
deelen van jonge p la n ten ..........................
Stengelaaltje 55, bietenaaltje 66, slakken 50.
III. Beschadigingen van halm en bladeren van
1
8
9
2 0 -3 0
30—34
34—38
88—40
40—44
44—46
4 6 -4 9
49—50
50—53
53—61
62—67
67.
68
68
'I3li? U 1
« w 'éü;;.