
- ImMft
vormig, wordt de verdikking later plat of zelfs bol. Aan den
bovenkant dezer verdikking ontstaan, binnen zakvormige ruimten
(asci), de zoogenoemde „ascosporen” (zie bl. 51), die in eene vochtige
omgeving kunnen ontkiemen en een’ nieuwen zwamdraad doen
ontstaan. Geraakt eene zoodanige spore, door den wind voortbe-
wogen, op een klaverblad, dan kan zij daar ontkiemen, als de
omstandigbeden daarvoor günstig zijn; zoo wordt eene nieuwe
klaverplant aangetast.
Fig 3b. De zwam van den klaverkanker (Sclerotinia Trifoliorum). Links; een
sklerotium dat twee vruchtdragers heeft ontwikkeld. In ’t midden : doorsnede
door een stuk van een apothecium (zeer vergroot) ; men ziet de myceliumdraden
en de sporenblazen (asci) in de meest verschillende ontwikkelingstoestanden.
Kechts: eene sporenhlaas, nog sterker vergroot, met de sporen.
Maar er vormen zich sporen niet alléén op de sklerotiën; de
zwam komt ook op de klaverplanten in een’ anderen vorm voor,
die onder den naam Botrytis bekend is. (Een verwante vorm’
is afpbeeld op bl. 92.) Deze vormt geene ascosporen, maar
conidiën (bl. 49). Vooral bij vochtig weer .en bij dichten stand
der klaverplanten vertoont zich aan de oppervlakte der zieke stengels
een zwamovertreksel, dat zulke conidiën vormt. Deze sporen
van den BotrytisrYovm der Sclerotinia kunnen natuurlijk eveneens
bijdragen tot de uitbreiding der ziekte. Toch schijnt de vermeerdering
door Botrytis-Gomàïèn, die bij verwante plantenziekten
(o. a. bij die van ’t koolzaad en de aardappelen) nogal op den
voorgrond treden, bij den klaverkanker voor de voortplanting van
minder beteekenis te zijn. — Toch is de voortplanting der zwam
sterk genoeg, en het sklerotium is taai van leven. Is de omgevende-
aarde te droog of de temperatuur te laag, of ligt het sklerotium
te diep, dan wordt de kieming daarvan uitgesteld tot de omstan-
digheden günstiger zijn.
De klaverkanker tast niet slechts roode klaver aan, maar ook
witte-, bastaard- en inkarnaatklaver, lucerne en esparcette. Toch
is roode klaver het gewas, ’t welk van de ziekte wel het allermeest
te lijden heeft.
De oorzaken van het verscbijnen der ziekte op een klaverveld
zijn de volgende. Vooreerst de herhaalde aanwezigheid van klaver
op denzelfden akker. Men laat de roode klaver, die gewoonlijk in
een ander gewas is uitgezaaid, 2, 3 of zelfs 4 jaren op het land
staan. Wanneer nu eenmaal sporen van de kankerzwam daar aanwezig
zijn, dan hebben deze in de volgende jaren steeds meer
kans om zich te ontwikkelen. Het steeds minder worden van de-
klaver, naarmate zij langer op het land staat, moet zeker gewoonlijk
worden toegeschreven aan de vermeerdering van parasieten;
en onder dezen zijn het stengelaaltje en de klaverkankerzwam wel
diegenen, welke ’t meest voorkomen. — Men zou echter denken,
dat men de plaag moest kwijt zijn, wanneer men 7 of 8 jaren
heeft gewacht, vóór men weer op denzelfden akker klaver gaat
telen. Toch ziet men haar dikwijls, ook na zoo’n tusschenpoos,
weer verscbijnen, soms reeds in het eerste jaar van den klavergroei,
veelal eerst in het tweede of derde jaar. Van waar komt dan de
ziekte ? —
Ten eerste kunnen de sporen, die zich op klaverakkers in de
buurt, in de bekertjes der sklerotiën hebben gevormd, met den
wind worden overgebracht en aldus het nieuwe klaverland besmetten.
— Ten tweede kunnen sklerotiën in den grond onontkiemd
zijn overgebleven, of doordat zij te diep in den bodem verscholen
zijn geweest om uit te loopen, óf doordat de bodemoppervlakte te
vast was om de ontkieming te veroorloven. Zoodra de sklerotiën
onder günstiger voorwaarden geraken, grijpt de kieming plaats en
de klaver wordt besmet. — Ten derde is het zeer waarschijnlijk
dat de zwam van den klaverkanker nog op andere gewassen leeft.