
I1 s1
I
legers daarheen en brengen er soms groote verwoestingen te weeg ^
die zij dag aan dag voortzetten. Halmen doen zij door him
lichaamsgewicht knikken, terwijl zij de aren van de korrels be-
rooven. — In den herfst trekken de ringmusschen in groote scharen
rond; waar zij voedsel vinden, laten zij zich neer. Het op het land
liggende gezichte koren is haar dan ook zeer welkom. — Vooral
in ’t voorjaar gebruiken zij ook verschillende onbehaarde ruspjes
en kleine keversoorten als voedsel. De jongen voeden zij deels met
insekten, deels met melkrijpe korrels. Bij de ringmusch wecgt in
’t algemeen het nut op verre na niet op tegen de schade; zelfs
brengt zij gewoonlijk nog meer schade teweeg dan de huismusch.
De hui smu s ch (Fringilla domestica)
is Standvogel, en houdt zich veel in de buurt van de menschen op.
De verbreiding van den korenbouw volgt zij op den voet. Men vindt
haar niet slechts
Europa en
Azie; ook naar
Amerika en Au-
stralie is zij over-
gebracht. Zij bewoont
zelfs de
grootste steden
vooral in de nabijheid
van groote
pleinen; op
zulke plaatsen
blijft zij gewoonlijk
zeer lang, en
voedt zich dan
met de haver-
korrrels uit de
uitwerpselen van
üW\w:
'hMllliiii, if!'
Fig. 4. De huismusch, mannetje (Fringilla domestica). paarden, met
boomzaden, met broodkruimels en allerlei afval van de tafel der
menschen. Zij broedt er onder daken of balken, in reten en gaten
van muren, in holle boomen. Houdt zich de huismusch meer
buiten op ’t land, op, dan doortrekt zij in troepen de naaste
omgeving. Daar zij op ’t platteland meestal in de boomen broedt,
komt zij vooral in die graanverbouwende streken voor, welke
hier eu daar eenig houtgewas bezitten. Zoo doen de musschen in
Zeeland veel meer van zich spreken dan in de kleistreken van
Groningen. — Driemaal per jaar worden eieren uitgcbroed, en wel
telkens 4—7 stuks. Het hoofdvoedsel bestaat uit meel bevattende
zaden, vooral uit granen. ’t Liefst eet de huismusch melkrijpe korrels
, waarmee zij ook de jongen voert, hoewel deze daarnevens ook
insekten krijgen. In tuinen verorberen zij bij voorkeur jonge erwtjes
cn zoete vruchten; in boomgaarden eten zij kersen; o p ’t veld zoowel
als in de tuinen wordt zij schadelijk door het uitroeien van kiemende
planten. — Tegenover de schade staat wel eenig nut, daar de
huismusch ook bladroller- en spanrupsen, alsmede kleine kevertjes
cn bladluizen eet. Maar in ’t algemeen kan men toch zeggen dat
de huismusch, hoewel misschien iets minder nadeelig dan de
ringmusch, tot de schadelijke vogels behoort.
H e t kneut j e of rob ijn tje (Fringilla cannabina),
ook vlamsijs of tukker genoemd, iets kleiner en fijner geb.ouwd dan
de beide musschen, is in ’t mannelijke geslacht op kop en borst
fraai rood. Het houdt zich meestal in droge, met doornstruiken
of kreupelhout begroeide streken op, zelfs in tuinen, en komt
vooral in de duinstreken en in Gelderland en N.-Brabant voor.
Het kneutje leeft hier van Maart tot October, is dus trekvogel.
Het broedt in dichte struiken, slechts 1 á 2 Meter boven den
grond, en wel 2 keer per jaar (eerst 5 of 6, de tweede maal 4
eieren). Het mannetje zingt heel aardig. — Het voedsel, zoowel
dat van dé volwassenen als van de jongen, bestaat uitsluitend uit
zaden, liefst uit dezulke, welke olie bevatten. Eenig nut brengt de
kneu teweeg door het eten van zaden van herik en andere onkruiden;
maar daar staat in tuinen en op bouwland eene grootere