
mu
J .lyM
■1 . i
• f '••tY . \
'■i y'' -'-jVY'ii!
■vr.ii
'-'i-ii
-^.;i if:i
-Yii
-■’M'Yi!!
M
s-m}
V •
(•Y:i
■■■H"
j;:
b, J:
fX ; »• -V -J : i.
-1 " s
nog jonge grasscheuten aan, vooral in den nazomer en den herfst,
maar ook in Mei. , .
De „grasrupsen” zijn de volgende drie'soorten:
Neuroma populdris F /
. ^ ’ 4
■ In volgroeiden staat is deze rups 50—52 mM. lang en 7— 8 mM.
dik, rol vormig, naar voren en naar achteren dünner wordend;
glimmend; de bronskleurig bruine rugzijde scherp van de licht-
bruingrijze buikzijde gescheiden; over de rugzijde drie lichte overlangsche
strepen; kop okergeel. ^ — De uil is zeer mooi bont:
voorvleugels roodbruin; alle nerven en verschillende figuren op de
voorvleugels geelachtig wit; achtervleugels geelachtig wit: Lengte 18
mM., vlucht 38—40 mM. — Men treft den nil aan van einde Juli
tot begin September. Het wijfje legt dan hare 150 eieren, ieder
afzonderlijk, diep in ’t gras of aan zijne-wortels. In den loop van
’t zelfde jaar nog komen de rupsen te.voorschijn, die echter eerst
in ’t volgende voorjaar (Mei, Juni)'hare verwoestingen, beginnen
aan te richten. De rupsen vreten dan buitengewoon veel, eh wel
steeds de benedenste stukken van halmen en bladeren,- zoodat het
bovenste gedeelte van zelf sterft. Over dag rust deze grasrups; dan
legt zij'zieh altijd in een’ kring onder brokken aarde of onder
steentjes; zij vreet bij nacht. De glimmend roodbruine pop vindt
men in de maand Juli in den grond , niet door eene cocon omgeven.
— Natuurlijke vijanden zijn: varkens, mollen, spitsmuizen,
kraaien, kippen, eenden; varkens, kippen en eenden kan men op
de door Neuronia popularis geteisterde terreinen sturen om ze te
verdelgen.
. Chafaeas gramminis L.
f
I . / . Dit insekt (fig. 61) stemt als rups geheel met de vorige soort over-
een; het is echter iets kleiner, eenigszins meer grijsachtig van tint,
en over de bronskleurig bruine rugzijde met.drie betrekkelijk smalle,
lichte strepen geteekend. — De uil is 15 mM. lang en heeft 30—32 mM.
vlucht. Voorvleugels bruinfood, olijfkleurig bruin of vuil olijfgroen,
met drie geelachtige vlekjes en hier en daar donkerder teekeningen ;
achtervleugels geelachtig grijs.
De uil vliegt in Juli en Augustus, bij uitzondering over dag,
meestal bij nacht.' Het wijfje legt hoopjes eieren, in ’t geheel wel
een paar honderd , aan ’t benedeneinde der grasstengels en gras-
bladeren. Na ongeveer dfie weken komen de rupsjes te voorschijn,
Fig. 61. De grasuil (Charaeas graminis) en de grasrups, nat. gr.
welke bij nacht vreten en overigens met die van de vorige soort
geheel overeenstemmen. Reeds in ’t najaar soms hoogst nadeelig,
worden de grasrupsen in ’t voorjaar (tot Juni) onverzadelijk, zoodat
zij — wanneer zij in zeer groot aantal voorkomen, wat enkele
jaren het geval is — in groote scharen gaan verhuizen van het
eene stuk grasland naar het andere.
Hadena monoglypha Hfn. {= (Noctua polyodon L.).
• "vs ■
Als volgroeide nips 40—45 mM. lang., 8—9 mM. breed; — grijs-
of roodachtig wit, meer of minder schitterend van huid; kop, voor.
borststuk en laatste lichaamslid zwart, evenals de op de overige leden
van ’t lichaam aanwezige groote wratten,, welke ieder een borstel-
haar dragen. 7
Uil 20—22 mM. lang, 45—46 inM. vlucht. De langwerpige voorvleugels
zijn van eene geelbruine grondkleur, met donkerbruin en
wit doormengd; drie zwarte stralen loopen er over been. Achtervleugels
bruingrijs, op de nerven en längs den zoom donkerder.
In ’t laatst van Juli en in Augustus legt het wijfje hare eitjes,
ieder afzonderlijk, aan de basis der grasstengels en bladeren. De
rupsen, die in ’t laatst van Aug. voor den dag komen, vreten
gewoonlijk eerst na de overwintering (April, Mei) erg. Zij bijten