
X
N
INHOUD
oudere planten..............................................
Halmwesp 69, Hessische mug 69, gele
halmvlieg 73, fritvlieg 76, smalle graanvlieg
79.
IV. Beschadigingen aan de aren of pluimen.
Graanblaaspoot 80, gele tar wegalmug 82 ,
tarvveaaltje 84.
C. Be s ch a d i g in g en aan bo e kwe i t . . •
D. Beschadigingen aan erwten en boonen .
I. De uitgezaaide erwten en boonen worden
uitgevreten door veldmuizen 1, vogels 9,
oprollers 49, ritnaalden 30.
II. Aan.de wortels van erwten- en boonenplanten
knagen ritnaalden 30, engerlingen
20, veenmollen 34, aardrupsen 40,
larven van bladrandkever 87.
HI. Jonge erwten- en boonenplanten worden
boven den grond afge vreten door slakken
50, aardvlooien 98, bladrandkever (Sitone&
lineatus) 87.
IV. Beschadigingen aan de bovenaardsche
deelen van oudere erwten- en boonenplanten
............................................................
Rupsen 44, erwtenbladluis 89, boonenbladluis
89.
V. Bianen de peulen en in de erwten . .
Blz
69
Erwteugalmug 91, erWten- en boonenkevers
91_^93, erwtenbladro-llers 93.
E. B e s c h a d i g i n g e n v an h a n d e l s g ew a s s e n
I. Koolzaad (raap-, boter- en dederzaad) . .
I. Aan de wortels: . .' . ..........................
Engerlingen 20, ritnaalden 30, aardrupsen
40, emelten 38, millioenpooten 49,
80
gallen van Ceutorhynchus sulcicollis 95,
koolmade (Anthomyia Brasdcae) 96.
86
87
88
90
94
94
95
INHOUD
Blz.
II. Bovenaardsche schade aan jonge planten 98
Slakken 50, aardrupsen 40, aardvlooien
(Haltica) 99.
III. Inwendig in de bladstelen en in ’t merg
van den sten g e l.................................................492
Koolzaadaardvloo (Psylliodes chrysoce-
phala) 102, boorsnuitkevers (Baris
Baridius) 104.
IV. Beschadiging der bladeren: rupsen 129—
135, bastaardrups 126.
V. Beschadigingen aan de bloesems: kool-
bladluis 105, koolzaadglanskever 105.
VI. Beschadiging der hauwen: Botys margari-
talis 106, koolzaadglanskever 107, 105,
koolzaadgalmug 107, Ceutorhynchus assi-
milis 108. .
II. Mosterd (zwarte en witte). ‘ .................... 199
Zie koolzaad 94; mosterdtorren 109.
Ill: V l a s ......................................... 112
IV. H o p ................................................... ...... 113
V. - Karwij ................................... * ' '
Karwijmot (Depressaria nervosa) . . . .115
F. Be s c h a d i g in g e n aan wor t e l g ewa s s en 118
I. Suikerbieten en mangelwortels.....................118
I. Aan de wortels..............................................
II. Het bietenzaad komt niet op: Julus 49,
bietenkevertje (Atomaria linearis) 118.
III. Beschadigingen aan bovenaardsche deelen
der jonge bietenplanten. . . . • • •
IV. id. aan bovenaardsche deölen van oudere
b ie ten p la n ten .............................. • • - HO
BieienYl\eg(Anthomyia conformis)112, slakken
50, aardvlooien 98, gammarups en
andere rupsen 44, aaskeVers 121, schild-
padtorretjes 122.
J ' '
i. - ; )