
eene ziekte, die zich precies zoo voordoet als de sklerotiënziekte
van het koolzaad.
Bestrijding. In hoofdzaak kan hier worden herhaald wat bij de
bestrijding van den klaverkanker werd gezegd (bl. 89 en 90.). Men
kan verder de uitbreiding der sklerotiënziekte tegenwerken door
verbranden van het zieke koolzaadstroo : een maatregel, waardoor
men tevens vele andere plantaardige en dierlijke vijanden van het
koolzaad verdelgt. De uitroeiing van de herik mag óók om deze reden
worden aanbevolen. — Eindelijk zij opgemerkt dat de zwam zich
het sterkst ontwikkelt op koolzaadakkers, waar het gewas het
dichtst staat. Een niet al te dichte stand en rijenteelt zijn tot op
zekere hoogte voorbehoedmiddelen.
h. Het spikkelen (het „verslag'') van het koolzaad, door Polydesmm
exitiosus Mont (— Sporidesmium exitiosum Kühn).
Kenteekenen. Op de hauwen en de takken vertoonen zich kleine,
zwartbruine of grijsachtig zwarte plekjes, stippelvormig op de
hauwen, streepvormig op de takken (fig. 89). Langzamerhand
nemen de plekjes in omvang toe, en dan wordt ook hun omtrek
anders, veel onregelmatiger. Op de hauwen worden zij soms zoo
groot, dat zij de volle breedte der hauw bereiken. De vlekken
vertoonen zich eerst, wanneer de hauwen wèl reeds volgroeid, maar
toch nog groen zijn. Wanneer het koolzaad op ’tland is gaan liggen,
dan ontstaan de zwarte plekken alleen aan den naar boven
gekeerden kant der hauwen. — I n ’t begin blijven de deelen rondom
de zwarte vlekken geheel en al frisch en groen; spoedig echter
wordt ook de omgeving der plekken grauwachtig of geelachtig;
het weefsel schrompelt daar inéén. Is het in dezen tijd van ’t jaar
droog weer, dan wordt de hauw veel vroeger dan gewoonlijk geel,
zoogenoemd „noodrijp”, „rijp uit armoede” ; en dan is de inwerking
van een’ zachten wind of de aanraking van sikkel of zieht, bij’t oogsten,
voldoende ,om de hauwen te doen openspringen, zoodat de
korrels uitéénvallen. In fig. 40 is een der hauwen opengesprongen,
en slechts het tusschenschot is blijven zitten. — Vertoont zich het
spikkelen vrij laat in den tijd, dan bereiken de korrels bare normale
grootte; maar zij vallen, door het te vroege openspringen der
hauwen, gewoonlijk op
den grond, zoodat zij dan
veelal nog groen zijn. Maar
verscbijnen de zwarte plekken
vroeger, dan worden
de zaadkorrels schrompelig,
grijs bruin, soms beschim-
meld. — In de verte is een
door spikkelziekte aangetast
koolzaad veld gewoonlijk
te herkennen niet
slechts aan de vuilgrijze
kleur, maar ook a an ’t feit
dat de stengels rechtop
staan, ten gevolge van het
uitvallen van zoovele kor
rels; gezonde stengels worden
tegen den oogsttijd
door de zwaarte der korrels
naar beneden gebogen.—
Schade: Vele korrels
blij ven on volgroeid, schrompelen
inéén, worden schimmelig.
Vele korrels ook
vallen vóór den oogst op
den grond. Verder verliezen
stroo en doppen door
het spikkelen hunne waarde
v'm Añ V ^ A A •. 1 1 • I Fig. 40. Koolzaad, hjdende aan spikkelziek^t e. veevoeder. Sommig^e
jaren wordt de geldelijke
waarde van den oogst door de spikkelziekte tot op de helft terug-
gebracht. —
Oorzaak der ziekte is de zwam Polydesmus exitiosus {= Sporides