
 
		4§  \?4ug.  1776]  R E I  ZE   NAAR  DEN 
 énigen  regen,  en  daar heèrschte meest  eene  doffe  
 witheid  in  de  lucht,  die  een  mi,dden  fchijnt  tus-  
 fchen  mist  en  wolken.  De  ftreeken  tusfchen  de  
 keerkringen  hebben,  over  het  algemeen j  zelden  
 dien.  helderen  dampkring  ,  die  men  waarneemt  
 daar  veranderlijke  winden  waaien  ,,  en  de  zon  
 fchijnt  ’er  niet  zoo  helder.  Deeze  omftandigheid  
 koomt mij  egter voor  een  voordeel  te  zijn,  want  
 anders  zouden  de  ftraalen  der  zon,  niet  gebroo-  
 ken  wordende  ,  »de  hitte  misfchien  ondraaglijk  
 maaken.  De  nachten  zijn  egter  dikwijls  helder  
 en  flil. 
 Den dertienden,  des morgens  ten negen  uuren,  
 kwamen  wij  voor  Port  Praya,  aan  het  eiland  
 St.jfago,  daar  wij  twee Nederlandfche  Oost-Inr-  
 difche fchepen  en eene  kleine  brigantijn  ten  anker  
 zagen  liggen.  Alzoo  de  Ontdekking  aldaar  niet  
 was,  èn  wij  weinig  water  op  onze  overvaart  
 van  Teneriffe  gebruikt  hadden,  vond  ik  niet  
 goed de  haven  in  te  loopen,  maar  fteVende Zuidwaarts. 
   Wij namen nu  enige  hoógten  van de zon  
 om  den  waaren  tijd  te weeten.  De  Lengte volgens  
 hét  uurwerk  ,  daarvan  afgeleid,  was  230  
 48’  West;  het  klein  eiland  in  de baai lag.  omtrent  
 drie  Engelfcbe  mijlen  W.  N.  W.  van  ons,  dat  
 deszelfs  Lengte  23° 51'  zal  maaken.  Hetzelfde  
 juurwerk  gaf,  op  mijne  laatfte  reis,  de  Lengte  
 23°  30' West op,  en wij  namen  eene Breedte waai'  
 van  14° 53'  3®" Noord. 
 Daags 
 '  Öaags na wij  de Kaap  Verdifche Eilanden  verhaten  
 hadden,  verloof en  wij  den Nöörd- Ooster  
 pasfaat-wind,  maar  kreegeh  dien  niet*  die  uit  
 het Z.  O:  waalt,  tot den  dertigftéri,  toen  wij  ons  
 öp  2°  Nöorder Breedte  èn  op  25°  Westef Lengte  
 bevonden. 
 'Geduufende  dè'eZen  tusfchentijd  (j*)  was  de  
 wind meest in  de  Zuid - WeSter  ftreek.  Somtijds  
 Woei  hij Fris en met buien,  maat meest een  labber  
 koeltjen.  Het  was  zelden  kalmte  en  zij  duurde  
 niet  lang.  Tusfchen  i è°  en  70 Noofdèf  Breedte  
 Was  het  weder  gemeenlijk  donker eh  betrokken,  
 met  ïhehigvuldigen  regen  ,  die  ohs  gelegenheid  
 gaf gehoeg  water  ojkevahgen  om  de  meefte  van  
 onze  ledige water-vaten  te  vullen. 
 DeeZe  regens  en  het  betrokken  heet  Weder* 
 dat 
 ( * )   Den  agttienden  liet  ik  eene  puts  met een  thermometer  
 zeventig  vademen  beneden  de  oppervlakte  van  de  zee  
 zinken,  daar  zij  twee  minuuten  bleef,  en  daar  verliepen  
 «og  drie  ininnuten  óm  haar  wedet  optehaalen;  De  kwik  
 Hond  in  den  thermometer  op  zes  en  zestig  graaden,  daar  
 zij  te  vooren  in  de  lueht  op  agt  en  zeventig  graaden  en  
 aan  de  oppervlakte  van  dè  zee  óp  negen  en  zeventig  
 graden  geftaan  had.  Het  water,  dat  in  de  puts  opkwam,  
 bevattedé,  Vólgens  de  tafel  van  c a v e n d i s h ,  7   dee-  
 leri  zótit,  en  dat  van  de  oppervlakte  van  de  zee,  $§,  4.  
 Naafdien  dit  laatfte  opgefchept  wiërd  na  eene  hevige  rei  
 gen-vlaag,  is  het  mogelijk  dat  het  daar  door  ligter  was»  
 cooKs  Log-boekt 
 VIII. DEEL.  ij