
 
		gen  te  doen  om in  eene Noordlijke  koers  tot den  
 Stillen  Oceaan  door  te  dringen,  is  eene  vraag,  
 welker  beQisfing  het  algemeen  aan  dit  werk  zal  
 verfchuldigd  zijn. 
 s.  Doch. onze  reizen  zullen  de  waereld  voordeel  
 doen  niet  alleen  door  toekoomende  nutlooze  
 onderzoekingen  te  ontraaden,  maar  ook  door  de  
 gevaaren  en  ongemakken,  die  men  voorheen  in  
 die  zeeën  ondervonden  heeft,  welke  binnen  de  
 grenzen  van  den  koophandel  en  de  fcheepvaart,  
 zoo  als  zij  thans  zijn,  liggen,  te  verminderen.  
 Op  hoe  veele  plaatfen  zijn  niet  de  misflageo  
 van  voorige  zee-vaarers,  in  het  bepaalen  van  
 derzelver  waare  ligging,  verbeterd  geworden?  
 Welke  bijdragen  heeft  de  kaart  van  de afwijking  
 van  de  kompas-naald niet  bekoomen?  Hoe  veele  
 fcheepvaartkundige  waarneemingen  zij  ’er  niet  
 verzameld,  en  zijn  ’er nu  niet  gereed  om  geraadpleegd  
 te  worden,  om  een  fchip  langs  klippige  
 kusten,  door enge flraaten  , onder verleidende ftroo-  
 men  en  door gevaarlijke  banken te lluuren?  Maar ,  
 Boven  al,  hoe  veele  nieuwe  baaien  en  havenen,  
 en  anker,-plaatfen  zijn  ’er  nu  nietvoor.de  eerfte  
 reis  te voorfchijn  gebragt,  daar de  fchepen  fcbuil-  
 plaats  en  het  volk  tamelijk  goede  ververfchingen  
 kunnen  vinden?  Alle  deeze  optenoemen  zou  zop  
 veel  zijn  als  een  groot  gedeelte  van  de  dagver haaien  
 van  onze  fcheeps - bevelhebbers  overfchrijyen,  
 welker  arbeid  hen  dierbaar  zal  maaken  aan  alle 
 zeezëe’ 
 Vaarers,  welke  de  koophandel  of  de  oorlog  
 in  hunne  koersfen  mogen  voeren.  Elke  natie,  
 die  een  fchip  naar  zee  zendt,  zal  in  de  weldaad  
 deelen  ;  maar  Groot-Brittannie  zelve,  welker  
 koophandel  grenzenlöós  is,  moet  den  voorrang  
 neemen  in  volkoomen  de  vrugten  te  ra3pen  van  
 haare  eigen  ontdekkingen. 
 Kunnen  wij  nu  niet,  als  een  gevolg  van  alle  
 deeze  verfchillende  verbeteringen,  door  het  verminderen  
 van  onze  vrees  voor  bet  onderneemen  
 van  lange  zee-reizen,  redenlijker  wijze  de  aan-  
 genaame  hoop  voeden  dar men,  nog  zelfs  in  onzen  
 leeftijd,  nieuwe  takken  van  koophandel  zal  
 ontginnen  en  met  goed  gevolg  drijven ?  Onze  
 iloute  onderneemers  op  de  walvisch- vangst  zijn  
 reeds,  zedert  weinige  jaaren,  in  den  Zuider  At-  
 lantifchen  Oceaan  doorgedrongen;  en  wie  weet  
 welke  nieuwe  bronnen  van  koophandel  nog  zullen  
 geopend  worden,  zoo  ’er het  vóoruitzigt  van  
 winst  bij  kaamt,  om  den  geest  van  ondernee-  
 ming  levendig  te  houden?  Zoo Groot-Brittannie  
 te  verre  af  ligt,  dan  zullen  andere  handel  
 drijvende  natieën  zeekerlijk  haar  voordeel  met  
 onze  ontdekkingen  doen.  Wij  mogen  weldra  
 verwagten  te  zullen  hooren  dat  de  Rusfèn,  nvt  
 door  ons  geleerd  waar-  het  vast land van Amerika  
 te  vinden,  hunne  reizen  uitgeftrekr  hebben  van  
 de  Vosfen- Eilanden  tot  Ceoks - Rivier  en  Prim  
 fflïllems  Kanaal.  En  zoo  Spanje  niet  zelve  in  
 * * * * * *   4  ver