
 
		ze  eigen  waarneemingen,  want  wij  hadden  drie  
 of vier  dagen  voor  den  agtften  bevonden  dat  de  
 ftroom  Westwaarts  liep,  en  hij  was  geduurende  
 de laatfte  vier en  twintig  uuren  fterk Noordwaarts  
 geftrekt,  alzoo  wij  een  verfchil  van  negen  en  
 twintig  Engelfche  mijlen  tusfchen  onze  waarge-  
 noomen  Breedte  en  onze  rekening  bevonden.  
 Over  het  geheel zal ik,  tot ’er betere  fterrekundi-  
 ge waarneemingen  op  de Oost - kust van  Brazilië*  
 aan  land gedaan  zijn,  befluiten  dat  derzelver Lengte  
 35f°  of ten  hoogden  36° West  is. 
 Wij  vervolgden  onze  koers  zonder  iets  merk-  
 waerdigs  te  ontmoeten  tot  den  zesden  Oéiober,  
 Toen  op  350  15' Zuider Breedte en  op 7° 45  Wes-  
 ter  Lengte  zijnde,  kreegen  wij  ligte  zugtjens  en  
 ftilten  beurtelings  drie  dagen  agter  elkanderen.  
 Wij  hadden  enige  dagen  te  vooren  albatrosFen -  
 pintados  en  andere  onweers-vogelen  gezien,  en  
 hier  zagen  wij  drie  pinguins,  die  ons  aanleiding  
 gaven om  te peilen,  maar wij  vonden  geen grond  
 met  eene jijn  yan  honderd  vijftig  vademen.  Wij  
 zetteden  eene  floep  uit  en  fehopten  enige  vogelen 
 ,  een  van  welke  een  zwarte  onweêrs - vogel  
 was,  omtrent van  de  grootte  yan  een’  kraai,  en,  
 behalven  in  fnayel en  popten,  zeer veel naar dien  
 vogel  gelijkende.  Hij  had  enige  weinige  witte  
 vederen  onder  aan  de  keel  en  de  onderfte  zijden  
 van  de  flag-pennen  waren  asehgraauw;  alle  de 
 ‘  \  9Bandere  
 vederen  waren  git-zwart,  gelijk  ook  de  
 fnavel  en  de  pooten. 
 Den  agtften,  in  den  avond,  kwam  ’er  een  vat*  
 die  vogelen,  welke  het  Ëngelsch  zeevolk noddies  
 QJlernen')  noemt,  in  ons  wand  zitten  en  wierd  
 gevangen.  Hij  was  wat  grooter  dan  een  Engel-  
 fphe merel  en  ten naasten  bij  even  zoo  zwart,  uitgezonderd  
 het bovenfte van  den  kop,  dat wit  was  
 en  ’er uitzag als  of het gepoederd ware;  de witfte  
 vederen  ftonden  aan  het grondftuk  van  den  boven-  
 fnavel,  en  namen  trapswijze  eene donkerer  kleur  
 aan  tot  omtrent  het  midden  van  het  bovenfte  gedeelte  
 van den  hals,  daar de  witte  fchaduw  in  het  
 zwart verfmolt,  zonder door enige ftreep verdeeld  
 te zijn.  Zijne  vingeren  waren  door  een  vlies aart  
 malkanderen  verbonden  ,  hij  had  zwarte  pooten  
 en  eenen  zwarten  fnavel,  die  lang en niet ongelijk  
 aan dien  van  een  wulp' was.  Men zegt dat deeze  
 vogelen  nooit  verre  van  land  vliegen.  Wij  kenden  
 geen  land digter  bij de plaats  daaF  wij  ons be-'  
 vonden  dan  Gough's  o f Rkhwond  Eiland,  va»  
 welk  wij  niet  minder  konden  af zijn  dan  honderd  
 mijlen.  Maar  men  moet  aanmerken  dat  de At-  
 lantifche  Oceaan  ten  Zuiden  van  deeze  breedte  
 weinig  bevaaren  is ,  zoo  dat  ’“er  meer  eilanden  
 kunnen  zijn  dan men  weet. 
 Wij  zagen  dikwerf  in  den  nacht  die  lichtende-  
 zee - dieren,  van welke  ik in mijne voorige  ,reizen  
 D  4  •  heb