Wij moeten egter eene veel naauwkeuriger kennis
hebben van de taaien, die hier en in de Noordlijker
deelen van Nieuw-Holland gefprooken worden,
om te kunnen zeggen dat zij gantschlijk van
elkanderen verfchillen; ja wij hebben veel grond
voor het tegenoverge(lelde gevoelen; want wij
bevonden dat het dier, aan de Endeavour - Rivier
de Kanguroo genaamd, alhier onder denzelfden
naam bekend was, en ik behoef niet aantemer-
ken dat men naauwlijks kan onderftellen dat dezelve
niet van den eenen tot den anderen zij overgegaan
, maar bij toeval aangenoomen door twee
natieën , die in taal en afkomst Van elkanderen
verfchilden. Naardien het ook zeer onwaarfchijn-
lijk voorkoomt dat de inwooners van Van Die-
mens Land het gebruik van kanos of zeilende
vaartuigen immer zouden verloren hebben , zoo
zij aldaar eerst over zee gekooffien waren, moeten
wij noodzaaklijk ftellen dat zij, zoo wel als
de Kanguroo zelf, te land uit de Noordlijker deelen
van het land verhuisd zijn* ( * ) En z o o ’er
eni-
( * ) Zou ’er wel een eenige fchijnbaare grond aantevoé*
ren zijn, waarom de Kanguroo, een dier, dat in Nieuw-
Holland uitfluitender wijze- t’huis behoort, zig in dit ont-
zagchelijk groot land liever van het Noorden naar het Zuiden
dan omgekeerd van het Zuiden naar het Noorden zat
verbreid hebben? Maar de Zuid-punt van dat land is verst
van ons waerelddeel gelegen, en wij denken nog overal
ia
enige kracht in deezé waarneeming is, zal zij,
terwijl zij de oorfprong van het volk aanwijst,
te gelijk dienen om een ander punt vast te Hellen;,
zoo de Kapiteins c o o k en f ü r n e a u x
het nog niet beflist hebben, dat Nieuw - Holland
nergens geheel door de zee in eilanden gefplitst
is, gelijk fonümige gedagt hebben. ( * )
Gein
de inlandfche natuurlijke voortbrengzelen van ander*
landen fleehts overloopers uit hetzelve te zien.
( * ) Nieuwe ontdekkingen leeren ons dat de Heer anders
on zig in dit denkbeeld bedrogen heeft. Terwijl
ik, namelijk, dus verre met deeze vertaaling was gevor.
derd , verneemt men in Europa dat de Gouverneur van
Botanie- Baai j. h u n t e r , in het laatst van het jaar 1798,
eene floep, onder bevel van den tweeden,Luitenant flxn-
b ê r s en den fchips-heelmeefter b a s s e , heeft afgezonden
om Fan Diemens Land omtevaaren, en dat zij dit gelukkig
hebben ter uitvoer gebragt , en bevonden dat Fan Diemens
Land een geheel op zigzelf beftaande Eiland is, dat door
eene zee-engte van tamelijk groote breedte, vol kleine
eilandjens, van Nieuw Zuid- lFrale% geleheiden is. Van
deeze zee - engte, van het Eiland Fan Diemen en de daar.
tegens over liggende zuidlijke kust van Nieuw - Zuid fFit-
les heeft f l i n d e r s eene kaart vervaerdigd, die in Engeland
gegraveerd is. Op deeze kaart wordt de zée-engte
de Basfes - Straat genoemd. Het féhijnt egter dat deeze
Straat reeds kort te vooren ontdekt zij geworden; want in
het jaar 1794 zeilden (volgens de Courant van Madras
van de een en twintigften en agt en twintigften January
1 795 ) twee fchepen, de Hertog van Clarence, Kapitein
pAYES, en de Hertogin van Clarence], Kapitein c o u i T