
 
		Ï28  \Ée£.  R Ë I Z Ë   NAAk  DE» 
 tot  eene  aanmerklijke  hoogte  de bergen  op.  Zij  
 vormt  eene  oppervlakte  van  een  vrij  breed  zaa-  
 menweefzel,  en  groeit  op  eene  foort  van  verrot  
 moer,  waarin  mén,  op  eiken  flap,  een  voet  of  
 twee  nederzinkr.  Dit  moer zou,  gedroogd  zijnde, 
   in  geval  van  nood,  voor  brandfiof kunnen  
 dienen,  en  is  bet  eenigfle  dat  wij  hier  vonden *  
 dat  met  mogelijkheid  tot  dat  gebruik  zoude  kunnen  
 gebezigd  worden. 
 Daar  is  nog  eene  andere  plant,  die  vrij  overvloedig  
 in  de  moerasfige  laagten  verlpreid  is,’  
 welke  tot  omtrent  twee  voeten  hoogte  groeit etf  
 niet  ongelijk  is  aan  eene  kleine  kool,  als  zij  iri  
 het  zaad  gefchoten  is.  Rondom den wortel Haan  
 veele,  groote  en  geronde  bladeren,  die  aan  het  
 grondiluk  fmaller  zijn  en  in  eene kleine  punt  eindigen. 
   Die  aan  de  Hengels  zijn  veel  kleiner,  
 langwerpig  en  puntig.  De Hengels,  die dikwijls  
 drie  of  vier  in  getal  zijn,  rijzen alle  afzonderlijk  
 uit  den  wortel,  en  loopen  In  lange rolronde  koppen  
 uit,  uit  kleine bloemen  beflaande.  Zij  heeft  
 niet  alleen  het  voorkoomen,  maar  ook  de waterige  
 fcherpe  fmaak  van  de planten,  die  tegens dep  
 fcheurbuik  gebruikt  worden *  en  verfchilt  egter  
 zeer  duidlijk  van  dat  geheel©  gedacht ,  zoo  dat  
 wij  dezelve  als  een  voortbrengzel,  deeze  plaat»  
 bijzonder  eigen,  befchouwdên.  Wij  aten  haar  
 dikwijls  raauw,  en  vonden  de  fmaak  omtrent als  
 het  lepelblad  van  Nieuw - Zeeland,  Maar  zij 
 fcheera 
 STILLEN  OCEAAN,  [pee.  1776.]  129 
 ihheen  eene  Herke  fmaak  te  krijgen,  als  zij  gekookt  
 wierd,  hetgeen  fommige  van  ons  volk  egter  
 niét  achteden ,  die  het  met fmaak aten.  Zoo  
 zij  in  onze  móés-tuinen  konde  ingevoerd  worden, 
   zou  zij 9  naar  alle  waarfchijnlijkheid,  zoo  
 zeer  door  aankweeking  verbeteren,  dat  zij  eene  
 Uitmuntende moes- groente  zoude worden;  Thans  
 was  het  zaad  niet  rijp  genoeg om bewaard en mede  
 naar Engeland gevoerd  te  worden ^  om  ’er eene  
 proef van  te neemen. 
 Wij  vonden  nog  twee  andere  kleine  planten  
 digt  bij  de  beeken  en  op moerasfige plaatfen,  die  
 als  falade  gegeeten  wierden;  de eene geleek  naar  
 tuin- kers en was  zeer  flerk, en de andere was  zeer  
 zagt  van  fmaak.  Deeze  laatfle,  fchoon  Hechts  
 klein,  is op  zigzelve eetie merkwaerdigheid*  hebbende  
 niet  alleen  planten  met manlijke'en  vrouwlijke  
 bloemen  ,  maar  ook  nog  eene  derde  foort  
 met  hermaphrodiren - bloemen. 
 Op  enige  weinige  kleine plaatfen  aafi  dê oevers  
 van  de  haven  groeit  veel grof gras,  dat wij voor  
 het vee  afmaaiden  en  dan nog  eene  kleinere  foort*  
 die  zeldzaamer  is,  en  op  den  platten  grond eene  
 foort van  ganzen-gras  of kleef- kruid  f * )   en  eene  
 andere  kleine  plant,  die  ’er veel naar  gelijkt.  In  
 kort i  de  geheele  planten - lijst  bevat  niet  meer 
 dan 
 ( * )   Eene foort  yaa Walflro QCalium').  1 
 tSRT AALt A, 
 ■ VIII.  fi & BI«.  I