
 
		fchooten  en  die  zeer  weinig  van  de  Europifche  
 verfchilt. 
 De  voornaarofte  visfchen,  die wij met  den  zegen  
 vongetr,  waren  harders  en,  olyphant-visch,  
 met  enige  weinige  tongen  en  bothen  ( * ) ;   maar  
 die,  van welke  de  inboorlingen  ons  meest  voorzagen, 
   beftonden  in  eene  foort  van  zee - braasfe-m  
 van  eene  zilver  kleur  met  eene  zwarte  vlek  op  
 den  nek,  groote  zee ■ paalingen  en  nog  een’  
 visch,  die  veel  naar  een’  braasfem  geleek,  maar  
 zoo  groot,  dat  hij  vijf,  zes,  of  zeven  ponden  
 woog i  hij  is  zwart,  en  heeft  dikke  lippen \  hij  
 wordt bij  de  inboorlingen Mogge  genoemd.  Met  
 den  angel  vongen  wij  voornamelijk  eenen  zwart-  
 achtigen  visch  van  de  grootte van  een  fchelvisch,  
 dien  de  matroozen  Kolen -visch  noemden,  maar  
 die  egter  veel  verfchilde  van dien,  welke  in Europa  
 onder  denzelfden  naam  bekend  is,  en  nog  
 eenen anderen  van  dezelfde  grootte van eene  roodachtige  
 kleur,  hebbende  een  baardjen,  dien  wij  
 nacht - loopers  noemden,  omdat  wij  de meeste  in  
 den  nacht  vongen.  Somtijds  vongen  wij  eene  
 foort  van  kleinen  zalm,  knorhaanen,  en  roggen,  
 en  de  inwooners  bragten  nu  en dan  Itokvisfchen,  
 paracutas,  eene  kleine  foort  van makreelen,  pape* 
 (*)   Flounders,  die  f o r s t e r ,  gelpof  ik ,  verkeerd  
 voor  fchollen  neemt. 
 V  E R T A A L E R. 
 pegaai  visfchen  en  lederen-wambuizen,  ofbeen-  
 vischen,  bebalven  noch  eenen  anderen  visch,  die  
 zeer  zeldzaam  is,  omtrent  van  gedaante  als  een  
 dolphijn,  van  eene  zwarte  kleur, met  fterke  beenachtige  
 kaaken,  en  de  agtervin,  en  de  buik-vin  
 zeer  lang.  Alle  deeze  foorten  van  visfchen,  be-  
 halven  de  laatfte,  dien  wij  niet  proefden,  zijn  
 uitmuntende  om  te  eeten;  maar  de  mogge,  de  
 kleine  zalmen  en  de  kooien-visfchen  zijn  de  beste  
 van  alle. 
 De  klippen  zijn  overvloedig  voorzien  van  eene  
 menigte  van  uitmuntende  fchulp-visfchen,  van  
 welke  eene  foort,  dieniet  zeer  gemeen  is,  meer  
 dan  een’  voet  lengte  heeft.  Daar  zijn  ook  kok-  
 haanen  op  de  fmalle  ftranden  in  het  zand  begraa-  
 ven,  en  op  fommige  plaatfen  oefters,  die  wel  
 zeer klein,  maar  egter  goed  van  fmaak  zijn.  Van  
 andere  fchulp*  visfchen zijn’er  tien  of twaalf foorten  
 ,  als  alikruiken  ( periwinkles) ,   wulken  en  
 enige  zeer  fraaije  zee-ooren,  C*j)  gelijk  ook  
 eene  andere  foort  ,  welke  aan  het  wier  groei:, 
 m e t 
 Deeze  zee-ooren  zijn  indedaad  van  het  fraaist  
 groen-goudachtig  paerlemoer,  met  eenen  heerlijken  purperen  
 weêrfchijn, en vertonnen, gepolijst zijnde, den glans van  
 eenen  paauwen  flaert; zij  zijn  een fieraad  van onze  verzamelingen  
 van  conchylieën.  Daar  zijn  nog  andere  gevonden,  
 waarvan  de  Schrijver  geen  gewag  maakt,  waaronder  de  
 Nieuw-Zeelandfche  Zonneljoorn  uitmunt. VERTAALER. 
 $ 9   
 g* »j|