ke ik , benevens andere zanden, omtrent dertig
verfchillende foorten heb medegebragt. Onder
deeze is ’er eene, die eene roode bezie draagt,
en veel naar de Supple- Jack gelijkt; hij groeit
onder de boomen en loopt van den eenen naaf
den anderen, zoo dat hij de bosfchen bijna ontoeganglijk
maakt. ( * )
De vogelen, van welke hier ook eene tamelijke
menigte gevonden wordt, zijn, even als de
voortbrengzelen van het planten - rijk , deeze
plaats bijna geheel bijzonder eigen. En fchoon
het moeijelijk is hen te volgen, door de menigte
van het kreupelhout en de klimmende planten,
die het reizen alleen tot vermaak bijzonder ver*
moeiende maaken, kan egter iemand, die zig op
eene zelfde plaats blijft, ophouden, ’er op eenen
dag zoo veele fchieten als voor zes of agt anderen
genoeg is. De voornaamfte foorten zijn
groote bruine parkieten met witte of graauwach-
tige koppen, groene papegaaien met rood voor
den kop, groote bosch - duiven, van boven bruin
en op ,den buik wit, het overige groen, en de
fnavel en pooten rood, twee foorten van koekkoeken
, eene zoo groot als onze gemeene, van eene
brui-
( * ) Een Jupple•jack is, een in Engeland zeer in zwang
zijnde wandel -ftok van eene zeer-buigzaarae flinger- plant.
De hier bedoelde N i e u w - Zeelandfche plant is mijn Snrilas,i
ripogonutn. Prodrom. Flor. Aufter. No. 372*
G. FOKSTER.
bruine kleur met zwart gevlakt, de andere niet
grooter dan eene musch, van boven van eene
fchitterende groene tint en van onderen fierlijk
gefchakeerd met golven van goud, groen, bruin
en wit. Deeze zijn beiden fchaarsch; maar daar
zijn verfcheiden andere, welke ’er in grootere
menigte gevonden worden, waaronder eene zware
van kleur met eene groene tint aantnerkiijk is
door eene bos van witte gekrulde vederen, die
baar onder aan de keel hangt, en die bij ons
volk de Poy-vogel genoemd wierd. (j*) Eene
andere foort, wat kleiner, is zware, met zwarte
rug en vleugelen, en twee kleine lellen onder
den wortel van den fnavel. Deeze noemden wij
den kleinen baardvogel, om hem van eenen anderen
te onderfcheiden, dien wij den grooten
baardvogel noemden, die van de grootte van
eene gemeene duif was, en insgelijks twee groote
( * ) De afbeelding van deezen vogel is te vinden IV Deel
PI. XXV*. Hij heeft zijnen naam naar deeze bos vederen
, die naar de witte bloemen gelijken, welke de Otahi-
tifche vrouwen in de ooren draagen en die aldaar Peowa
genoemd worden. ( * )
D e e z e naam m o e t n i e t v an Poówa ma a r v an P o i , e e n e g l a z
e n k o r a a l , a f g e l e id w o r d e n . O o k h e e t e n d i e b l o em e n n i e t Pooiva,
ma a r Pua, d a t w e l v e r d i e n t o n d e r f c h e i d e n t e w o r d e n , w i j l Pooiea
o o k w e l e e a O t a h i t i s c h w o o r d , ma a r v an g e h e e l a n d e r e b e t e k e n
i s i s ,
C , P O R S T Ï 5 ,
P 4
%