LXXII I N L E I D I N G .
De gevolgtrekkingen, die uit deeze uitgeftrek»
te ontdekking kunnen afgeleid worden, zijn klaar-
blijklijk. Wij zién nu dat het vast land van
Noord - Amerika zig van Hudfons * Baai zoo verre
Noord - Westwaarts uitftrekt, dat de Heer
h e aRne bijna dertienhonderd Engelfche mijlen
gereisd had, eer hij aan de zee kwam. Zijn groot-
fle Westlijke afftand van de kust van Hudfons - Baai
was omtrent zeshonderd Engelfche mijlen, (
en dat zijne Indiaanfche gidfen wel bewust waren
dat ’er nog eene groote ftreek lands verder op in
die (treek ligt, is zeeker uit veele omftandighe-
den in zijn dagverhaal, van welke ik eene, die,
behalven dat zij dit bevestigt, eep zeer treffend
tafereel van de wilde levenswijze deezer Indiaa-
■ nen oplevert, alhier zal inlasfchen.
„ Op den elfden January 1772 zagen enige van
„ mijne Indiaanen, terwijl zij op de jagt waren,
„ het fpoor van eenen vreemden fneeuw - fchoen;
„ zij volgde het zeer verre en kwamen aan een
v . ; £ „ hut
zijne meefters behoorlijk beloond geworden, en hij ïs thans
Gouverneur van het Prins van PVales fort, daar hij in
het jaar 1782 wierd gevangen genoomen en werwaarts hij
in 1784. wederkeerde.
De Maatfchappij van de Hudfons-Baai heeft een
handel comptoir, Hudfons-Huis genoemd, omtrent vijf.
honderd Engelfche mijlen het land in , op 530 o '3o!'Breedte
en op 1060 27' 30" Lengte.
I N L E I D I N G. Lxxtn
,, hutjen, waarin zij een jong vrouwsperfoon air
„ leen vonden zitten. Zij bragten haar naar da
„ tenten, en, haar ondervraagende, bevonden
„ wij dat zij van de Wesrerfche honds -ribbigz
„ Indiaanen was, en dat zij door dz Arathapes-
„ cow Indiaanen was gevangen genoomen, in
„ den zomer van het jaar 1770, dat zij, toen de
„ Indiaanen, die haar gevangen hadden, inden
,, zomer van bet jaar-1771 hieromtrent waren,
„ van hun was weggeloopen, met voorneemen
„ van naar haar eigen land terug te keeren; doch
„ naardien het zoo verre a f lag , en zij na haare
„ gévangenneeming den gantfchen weg in kanos
„ had afgelegd langs dirigerende rivieren en
„ over meiren, was zij den weg vergeeten en
„ had zig altoos in dat hutjen opgehouden zer
,, dert het begin van den herfst. Uit haar bericht
„ van de maanen, die ?er verloopen waren zederr
„ haareontvlugting, fchijnt het in het midden van
„ July laatstleden geweest te zijn 4 toen zij de
„ Arathapescow Indiaanen verliet, en zedert had
„ zij geen menschlijk fchepzel gezien. Zij had
,,, zig zeer wel onderhoud geweeten te verfchaf-
„ fen door het vangen van konijnen , patrijzen
„ en eekhoornen in drikken, die zij zettede, en
„ was thans gezond en wel in het vleescb, en,
„ naar mijn oordeel, zulk eene fraaie vrouw
,, voor eene echte Indiaanfche, als,ik ergens in
** * * * 5 „ Noord-
I
■I1