turdag voorbij getrokken waren, welks eigenaar *
de Heer c l o e t e , ons den avond te vooren had
laaten nodigen om hem een bezoek te geeven.
Deeze man onthaalde ons met de grootfte gastvrijheid
eh op eene geheel andere wijze dan wij
verwagt hadden. Hij ontvong ons met muzijk,
en daar fpeelde een troep muzijkamen terwijl wij
aan tafel zaten, dat, de plaats in aanmerking ge-
ïioomen, voor pragtig kan gehouden worden»
Hij liet ons zijne wijnkelders, boomgaarden en
wijngaarden zien , welk alles mij, moet ik bekennen,
deed wenfchen te weeten hoe dit nijverig
volk zulk eenen overvloed hebbe kunnen
fcheppen op eene plaats, daar, geloof ik , geene
andere Europifehe natie ooit zoude ondernoomen
hebben zïg ter neder te zetten.
In den agtermiddag trokken wij het land in,
en toogen voorbij enige plantagieën, onder welke
eene zeer aanmerklijk fcheen en aangelegd was in
eene fmaak, enigzints verfchillende van alle andere,
die wij gezien hadden. In den avond kwamen
wij aan eene noeve, die de eerfte is in de
bebouwde ftreek, de Paerl genaamd. Wij hadden
tegelijk een gezigt van Drakenflein, de derde
volkplanting in dit land, die langs den voee
van het hoog gebergte, van hetwelk ik reeds melding
gemaakt heb, ligt, en die verlcheiden hoeven
of plantagieën bevat, welke nies zeer uitge-
Jlrekt zijn.
Ik
Ik gong den negentienden , in den voormiddag,
planten en infekten zoeken, die ik bijna zoo
Fchaarsch vond als te Steïlenbosch '; maar ik vond
meer heesters en klein geboomte, die natuurlijk
meer in de valeien groeijen dan in enigë ftreek van
het land, die ik tot nog toe gezien hadi
In den agtermiddag gongen wij eenen fteen van
eene aanmerklijke grootte zien, die bij de inwoo*
Peren de Toren van Babylon of de Paerl-Dia-
fna'nl genoemd wordt. Hij ligt of ftaat op
den
( * ) Hl de Pkïlof. franfact. Vol. LX y iII. Part. L pag.
Ï02. vindt men eenen brief van den Heer a n de r s o n aan
j i P k i NGLE , waarin hij deezen aanttierklijken fteen be-
fchrijfc. Dat bëricbt, van At Kaap gezonden, en de Kd*
hinglijke Maatfchappij voorgéleezen , is veelal hetzelfde
inet hetgeen hier wordt gegeeven, maar ënigziiits onfftan-
digen Hij verhaalt dat hij derizelven gong zien op yer*
zoek van den Heer m a s s o k , die waarfchijnlijk geene ge*
legenheid gehad had om dien zelf genoeg te onderzoeken*
In het verhaal van zijne feizen, hier boven opgegeeven,
zegt hij alleenlijk: ,j daar zijn twee groote vaste rotfen op
•„ den Paerl-b'erg, die elke, denkt hij, aan haar voetftuk
,, meer dan eene Engelfëhe mijl in omtrek hebben, en meet
,, dan twee honderd voeten hoog zijn. Derzelvér opper-
i, vlakten zijn ten naasten bij g*ad, Zonder berften o f fplee-
i,f ten, alzoo zij eene foort van graniet zijn, verfehillendö
i , van die, waar uit de nabuurige bergen beftaan.”
De Heer ai^derson zond bij zijnen brief een ftukjen vatl
de rots} de Heer h am i l t on onderzogt het, en was vati
gedagten dat ,, dit zonderling groot ftuk graniet * öllerwaar.
» fchijnlijkst isopgeWorpendooreënevuurbraakittg,of eené
E 2 a au*