
van de landen, dóór welke hij zoude reizen en
van de rivier, welke bij moest onderzoeken.
In gevolge van deezen last, vertrok hij van het
Fort de Prins van Wales, aan de Churchill-Rivier,
op 58° 50'Breedte, op den zevenden December
1770, en hij heeft een getrouw dagregister van
zijne reis gehouden, ( * ) waarin hij een eenvoudig
konstloos tafereel fchetst van de wilde wijze
van leeven , de karige middelen van beftaan ,
en den zonderlingen armoedigen ftaat van de
verfchillende Hammen, die, zonder vaste woon-
plaatfen te hebben, hun ellendig leven doorbrengen
met door de akelige woeftenijen en over de
bevrozen meiren van de groote ftreek lands, over
welke de Heer h e a r n e reisde, en welke men
kan zeggen dat hij bij de aardrijkskunde van den
aardbol gevoegd heeft, te zwerven. Zijne alge*
meene koers was Noord-Westwaarts. In de
maand JunyAi^ï op eene plaats zijnde, Congé
catcha wha Chaga genoemd, deed hij, om zijne
eigen woorden te gebruiken, ,, twee goede waar-
,, neemingen, door middag'hoogten en dubbele
„ hoogten, welker gemiddelde uitkomst doet zien
„ dat deeze plaats op 68° 46 Noorder Breedte ligt,
,, en,
(*") Dit dagverhaal is zedert in het lieht verfchenen,
en in 1798, in het Nederduitsch vertaald, in den Hage bij
Leeuweftein uitgegeeven.
VlRTAAtER.i
„•en* naar rekening, op 420 2' Wester Lengte van
„ Churchill-Eivier. ” Den der tien den ]xx\y, Congé
catchawha Chaga verlaaten hebbende, en wederom
westwaarts van het Noorden voortreizende, bereikte
hij de Koper - mijn -rivier en was niet weinig
verwonderd te vinden dat zij zoo zeer vetr
fchilde van de befchrijvingen, welke ’er door de
inboorlingen aan het fort van gegeeven waren;
want, in plaats van bevaarbaar te zijn vooreen
fcbip, is zij, alhier, ter naauwer nood bevaarbaar
voor eene Indiaanfche kano; daar waren op
eene plaats drie water-vallen te gelijk in het ge-r
zigt, en zij was met banken en klippen opgeftopt.
Hier begon de Heer h e a r n e de rivier op-
teneemen; hij vervolgde dit werk tot hij aan derr
zelver mond kwam, bij welken zijne Noordfche
Indiaanen een en ‘twintig Esquimaux, die zij
in hunne tenten verrasehten, dood floegen. Wij
zullen het verflag van den Heer h e a r n e van
zijne aankomst aan de zee in zijne eigen woorden
geeveri. . „ Na dat de Indiaanen de tenten van
„ de Esquimaux van al het koper enz. geplon-;
„ derd hadden, waren zij weder gereed om mij
„ te helpen om een eind aan mijn onderzoek te
„ maaken; ik had toen de zee in het gezigt .van
„ het N. W. ten W. tot het N. O. op omtrent
,, agt Engelfche mijlen afftands. Het was om-
„ trent vijf uuren in den morgen van den zeven-
i, tienden, toen ik weder voortgong de rivier op-
* * * * * j „ te