men, begaf ik mij des anderen daags aan boord#
fieisce de wimpel op, en begon volk te wefven*
De Ontdekking van drie honderd tonnen wierd
voor deti dienst gekögt# en het bevel over dezélve
ópgedraagen aan Kapitein c l e r k e , die mijn
tweede Luitenant aan boord van de Refolutie op
mijne tweede reize rondom de waereld geweest
was, van welke wij kortling geleden waren t’huis
gekoomen. Deeze twee fehepen waren thans in
het dok te Dept ford onder de handen der timmerlieden
, en moesten ttitgefüst worden, otü onder
mijn beduur Verdere ontdekkingen in den
Stillen Oeeaan te dóen.
Den negenden Maart wierd de Refolutie uit het
dok op ftroom gehaald# daar wij het wand in orde
bragten, en de proviand en fchips -behoeften ,
tot zulk eene Jangduürige reis vereischt wordende,
innamen. De beiden fehepen ontvongen
zoo veel van elk nodig artijkel als wij voeglijk
konden douwen # en het best dat ’er te krijgen was.
Behalven dit, wierden wij Overvloedig voorzien
van alles, wat wij, op onze vOorige langduürige
reizen, bij Ondervinding bevonden hadden va»
enig nut te zijn om de gezondheid van het zeevolk
te bewaaren.
Wij waren voorneehiëns den zesden Kdey
naar Long Reach te zeilen, wanneer ’er een loots
aan boord kwam, om ons derwaarts te lootfen,
naaar
maar het Was de nëgeh en twintigfte eer de wind
ons tóeiiet van ónze plaats te gaan en de der-
tigfte Voor wij aldaar aankwamen, daar wij ons
gefchut, kruid, kogels en andere behoeften aan
boord kreëgért. VTerwijl
wij t’e Long Reach lagen en ons aldus
bezig hielden, gaven de Graaf van s andwi ch,
de Meer hugh p a L l i s er en andere Leden van
den Raad der Admiraliteit ons, als het laatfle
blijk vin de gróote oplettendheid, met Welke zij
dóórgaans deeze uitrustihg hadden gade geflagen,
den agtften Juny een bezoek aan boord# om
te zien o f alles volgens hün ontwerp en hunne
bevelen, en naar genoegen van alle, die de reis
mede zouden döen, ingërigt Ware. Zij eh vër-
fcheiden andere Edellieden en Heeren , hunne
Vrienden, deederi mij dè eet van dien dag bij mij
ter maaltijd te blijven! toen zij aan böörd kwamen
en toen zij vertrokkengroeteden wij hen
met zevëntien fchooten* en met een drievoudig
hoezee van het volk.
Naardien Zijne Majefteit bevooleri had dat wij
énige nuttige dieren zoüden medeneemén , met
het wèldaadig oogmerk öm den inwoonerèn van
Otdhiti en van de andere eilanden in den Stillen
Oceaan, die wij zouden rttogen bezoeken, énig
duurzaam voordeel te bezorgen, namen wij den
tienden eenen Hier en twee koeijeh met haare kalveren,
en enige fchaapen, met hooi en koren
A s voor