
 
		fchoon  fommige  van  hunne  verftandigfte  lieden  
 ons  dezelve  wilden  doen  gelooven.  Eene van deeze  
 vertellingen  beftaat  daarin  dat deeze  fteen  eerst een  
 visch  is,  welken  zij  met  eene  fpeer  in  het water  
 harpoenen  ,  aan  een  touw  binden  en  naar  land  
 fleepen,  waaraan  zij  hem  vast  maaken,  waarop  
 hij  in  fteen  verandert.  Alzoo zij  alle  overeërtftem-  
 men  dat  hij  uit een groot meir,  of eene  verzameling  
 van  water  wordt  opgevischt,  is  het  waar-  
 fcbijnlijkst  dat  hij  van  de  bergen  koomt,  en  door  
 de  afvallende  ftroomen  in  het water wordt neder-  
 gelegd.  Dit  meir  wordt  bij  de  inwooneren Ta-  
 vai Poenammoo  genaamd,  dat  is,  het water van  de  
 groene  talk,  en  het  is  alleen  het omliggend  land,  
 en  niet  het  geheel  Zuidlijk  eiland  van  Nieuw-  
 Zeeland  dat  bij  hen  onder  dien  naam  bekend  is,  
 welke  ’er  op mijne kaart aan  is gegeeven. 
 De  veelwijverij  is  bij  dit volk in  zwang,  en  het  
 is  niet  ongewoon  dat  een man  twee  of drie vrou»  
 wen  heeft.  De  vrouwen  zijn  in  eenen  zeer vroegen  
 ouderdom  huwbaar,  en  het  zou  fchijnen  dat  
 eene  ongetrouwde  in  eenen  verlaaten  ftaat  zij;  zij  
 kan  bezwaarlijk  haar  onderhoud vinden;  zij  is  ten  
 minden  grootendeels  zonder  befchermer,  fchoon  
 zij  aanhoudend eenen machtigen  nodig  heeft. 
 De  Nieuw-Zeelanders  fchijnen  volkoomen  te  
 vreden  te  zijn  met  de  geringe  maate  van kundig- 
 -  he- 
 ( * )   Zie  II  Deel,  Kaart  No.  <J. 
 heden,  die  zij  bezitten,  zonder  die  in  het minst  
 te  willen  vermeerderen.  Ook  zijn  zij  niet  merk-  
 lijk  nieuwsgierig,  noch  in  hunne waarneemingen,  
 noch  in  hunne  vraagen.  Nieuwe  voorwerpen  
 treffen  hen  niet  met  zulk  eene  verwondering  als  
 men  natuurlijk  zoude  verwagten;  ja,  zij  houden  
 hunne  aandacht  zelfs  nergens  eenen  oogenblik op  
 gevestigd.  O m a i ,  die zeer  in  hunne  gunst Hond,  
 kon,  wel  is  waar,  fomtijds  eenen  kring  rondom  
 zig  verzamelen,  maar  zij  fcheenen naar  zijne  redenen  
 te  luisteren  als  lieden,  die  niet verilonden  en  
 ook  niet  wenschten  te  verdaan  dat  zij  van  hem  
 hoorden. 
 Op  eenen  dag  dat wij  t awe ih a r o o a   vroegen  
 hoe  veele  fchepen,  gelijk  de  onze,  ooit  in  
 Koningin  Charlotte Kanaal  of in  de nabuurichap  
 gekoomen  waren,  begon  hij  met  ons  verflag  
 te  geeven  van  een,  dat  ons  voldrekt  onbekend  
 was.  Dat  fchip  ,  zeide  hij,  was. in  eene  haven  
 aan  de Noord-West  kust  van Teerawitte  geweest,  
 enige  weinige  jaaren  voor  ik  in  het kanaal  gekoomen  
 was  met  het  fchip  de  Endeavour  ,  dat  de  
 Nieuw  -  Zeelanders  met  den  naam  van  Tupias  
 fchip  onderfcheiden.  In  het  eerst  dagt  ik  dat  
 hij  zig  in  den  tijd  en  de  plaats  bedroog,  
 en  dat  het  fchip  ,  waarvan  hij  fprak  ,  of  dat  
 van  den  Heer  s u r v i l l e   zoude  geweest  zijn,  
 welke  men  zegt  dat  in  hetzelfde  jaar  toen  ik daar  
 met  de Endeavour was,  de Noord - Oost  kust  van  
 O  4  Ea