
 
		*4$  177?‘1  R E I Z &   NAAR  OEN 
 den,  of  als  een  blijk  van  hunne  zugt  tot opfchik  
 willen  befehouwen. 
 Zij  waren  van  eene  gewoone  grootte,  maar  
 wat  rank.  Hun  vel  was  zwart,  gelijk  ook  hün  
 hair,  dat  zoo  wollig  was  als  dat  van  de Guinea-  
 fche  Negers;  maar  zij  hadden  geene  dikke  lippen, 
   noch  platte  neuzen;  hunne  trekken  waren  
 integendeel;  verre  van  onaangenaam  Zij  hadden  
 vrij  goede  oogen,,  en  hunne  tanden  waren  vrij  
 gelijk,  maar  zeer  vuil.  De  meede  hadden  hun  
 hair  en  hunnen  baard  met  eene  roode  zalf  be-  
 fmeetd,  en  fommige  hadden  hunne  aangezigtett  
 ook  met dezelfde dof befchilderd.  ; > 
 Zij ontvongen  de gefehenken,  die wij  hun  deè*  
 den,  zonder  het  minde  blijk  van  genoegen.  
 Toen  wij  hun  enig brood overreikten  en  zij vernamen  
 dat  het  om  te eeten was,  gaven zij het terdond  
 terug,  of fmeecen  het  weg,  zonder  het  zelfs  te  
 proeven.  Zij  weigerden  ook  enigen  olyphantr  
 visch^  zoo  raauw  als  gekookt,  dat  wij  hun boo-  
 den.  Maar  toen  wij  hun  enige  vogelen  aanboo-  
 den,  gaven  zij  die  niet  terug,  en deeden ons  gemaklijk  
 „begrijpen  dat zij, zeer veel  van zulk voed -  
 zei  hielden.  Ik  had  twee  biggen  aait  land  ge-  
 bragt,  roet  oogmerk  om  dezelve  in  de  bosfchen  
 te  laaten.  Zoo dra  deeze  binnen  hun bereik kwamen, 
   gteepenzij  hen,  als honden,  bij  de  ooren,  
 en  wijden  die  onmiddelijk  wegfleepen,  met geen 
 an- 
 T i . L  X X I I I  ** 
 M A N   Y A N   V A N   S I E M E N S   L A N D .