heb gewag gemaakt en die ik befchreven heb. f*)
Sommige fcheenen aanmerklijk grooter dan alle
andere, die ik ooit gezien had, en fonwijds waren
zij zoo talrijk, dat ’er op hetzelfde tijdfh'p
honderden van dezelve zigtbaar waren.
Deeze kalmte wierd opgevolgd door eene frisfe
koelte uitbet N. W ., die twee dagen duurde.
Toen hadden wij weder veranderlijke luchtjens
vier en twintig uuren lang, wanneer de IS". W.
wind wederkwam en zoo fterk woei, dat wij den
zeventienden de Kaap de Goede Hoop in het ge-
zigtkreegeo, en den volgenden dag in de Tafel-,
Baai ten anker kwamen in vier vademen water,
met de kerk Z W. \ Z, en de Groene, Punt N,
W. \ W. van ons.
Zoo dra wij het gewoon bezoek van tien haven,
meesrer en den heelmeester ontvangen hadden x
zond ik eenen officier naar den Baron van
t en berg den Gouverneur , en groetede, bij
zijne terugkomst, het kasteel met dertien fchoo-
ten , dip niet even zoo veele fchooten beanti
woord wierden.
Wij vonden in de baai twee Franfcbe Oost-In-?,
difche fchepen, het een uit - en het anderThuis,
vaarende. Twee of drie dagen voor onze aan.-,
komst was een ander t’huis vaarend fchip van die,.
na-
Ziet I Deel bladz.23. en IV Deel bladz. 22 en244.
natie van zijn anker gedreven en agter in de baai
geftrand, daar het verging. Het volk wierd gered
; maar het grootst gedeelte van de laading on-
dergong hetzelfde lot als het fchip of fdat op
hetzelfde uitkwam} wierd door de inwoonereo
geplonderd en geftoolen, of uit hef iqhip , of
toen het pp ffoand gedreven wierd. Zoodanig
was het bericht, dat de Franfche Officiers mij
gaven, en de Hollanders zelve konden het niet
ontkennen; maar, om zig te ontfchuldigen yap
eene misdaad , die alle befchaafde natieën tqc
fchande ftrekt, tragteden zij alle de blaam op
den Franfchen Kapitein te werpen, omdat hij
niet bij tijds eene wagt gevraagd had. ; , , ,;
Zoo dra wij gegroet hadden, voer ik naar land ,
van enige mijner officieren verzeld, en gong mijne
opwagting maaken bij den Gouverneur, dea
Direéleur, den Fiskaal en den Bevelhebber over
de troepen. Deeze heeren ontvongen mij met
de grooefte beleefdheid, en de Gouverneur in het
bijzonder beloofde mij alle gerief, dat de plaats
konde opleveren. • Ik kreeg ook verlof van hem
om onze werktuigen optezetten, daar mij best
zoude dunken, om tenten opceflaan voor de zeilen
- maakers en kuipers, en om ons vee aan land
te brengen, om bij onze legerplaats te graazen.
Voor ik naar boord keerde, zorgde ik dat ’er
dagelijks nieuwbakken bropd, vers,ch vlees^ch en
D 5 groen