
trek van dit groot land, dit vijfde gedeelte va»
de waereld (als ik zoo mag fpreekenj) hetwelk
onze laatfte reizigers ontdekt hebben dat van eene
zoo verbaazende grootte is, dat het, om Kapitein
cooks eigen woorden te gebruiken , van
eene grooter uitgeftrektheid is dan enig ander
land in de bekende waereld, dat den naam van
een vast land niet draagt. ( * )
4. ta sm an had, na Van Diemens Land
verlaaten te hebben, den Stillen Oceaan ingefte-
vend zijnde, eene kust ontmoet, welke hij den
naam van Nieuw - Zeeland gaf. Naardien de uit*
geftrektheid van deeze kust, en derzelver ligging
naar alle zijden, uitgezonderd een gedeelte van
derzelver West*zijde, dat hij langs zeilde in zijne
koers noordwaarts, volkoomen onbekend gebleven
was, was het zedert zijnen tijd een algemeen
gevoelen onder de aardrijkskundigen geweest dat
Nieuw - Zeeland een gedeelte was van een zuidlijk
land, Noord en Zuid loopende, van de 33®
tot de 64® Breedte, en welks noordlijke kust zig
in den Zuider Stillen Oceaan tot eenen onmeetlij-
ken afftand uitftrekte, daar deszelfs oostlijke
grens gezien was door ju a n f e r n a n d e z , eene
halve eeuw te vooren. Kapitein co ok s reize
met de Onderneeming heeft deeze onderftelling
geheel den bodem ingeflaagen. Schoon t a sman
( * ) III Deel bladz. 219,
man de eer toekoomt van Nieuw * Zeeland e&rsz
gezien ,te hebben, koomt Kapitein c ook alleen
de eer toe van hetzelve daadlijk onderzogt te heb*
ben. Hij bragt bijna zes maanden op deszelfs
kusten door in de jaaren 1769 en 1770, (*_) fte-
vende het volkoomen rond en verzeekerde zig van
deszelfs uitgeftrektheid en deszelfs verdeeling in
twee eilanden, ( j ) Herhaalde bezoeken aan,
dit land hebben zedert deeze gewigtige ontdekking
volledig gemaakt, die, fchoan het nu bekend
is dat zij geen deel van een Zuidlijk vast land uitmaakt,
waarfchijnlijk op alle foekoomende waereld
kaarten zal onderfcheiden worden als de
grootfte eilanden, die in dat gedeelte van het
Zuider halfrond aanwezig zijn,
5. O f Nieuw - Holland al dan niet aan Nieuw-
Guinea vast ware, was eene vraag, met veele
twijfelingen en onzeekerheid omwikkeld, tot Kapitein
c o o k , tusfchen de twee landen doorzeilende
door de Kndeavour - Straat, dezelve beflis-
te. Wij zullen niet aarzelen om dit eene gewigtige
aanwinning voor de aardrijkskunde te noemen,
want, fchoon de grooce fchranderheid en
uit-
(*) II Deel; van, <$eti 6 Ottoder 1769 to,t den 3*
Maart 1770.
( f ) Deszelfs zuidlijk eind ten naaften bij op. 470 ent
bet naoïdlijk op 34^. Zie de Kaart No, VI in hes Lï
Deel.