
 
		eerde  te  zijn  in  ons  de  uirgeftrektheid  teé  te  doen  
 ketmen,  welke  de  oppervlakte  van  den  aardbol  
 bedekt.  Zijn  eigen  overzigt van  het  verrigtte  op  
 die  reis  zal  deeze aanmerkingen  vöeglijk  befluiten.  
 „   Nu Was  ik , ”   (zegt hij)  „   deh Zuider Oceaan  
 órhgeftevend  op  eenë  hooge  breedte,  en  had  
 „   dezelve  op  zulk  eene  wijze doorkruisd,  dat  ’er  
 „   geene  de  minde  reden  meer  was  öni  de moge-  
 j,  lijkheid  te  onderdellen  dat  ’er  een  Vast  land  in  
 ,,  liggen  Zoüde,  tenzij  nabij  de  pool  en  buiteti  
 „   bereik  der  Ibheepvaaft.  Door  twee  rhaalen  de  
 »  zee  onder  de  keerkringen  te  doorkruisfen,  had  
 „   ik  niet  alleen  de  ligging  van  enige  oude  ont-  
 „   dekkingen  bepaald,  maar  ook  aldaar veeleniep-  
 „   we  gedaan,  éri,  naar  iriijn  begrip,  zelfs  in  dat  
 „   gedeelte  zeer  weinig  övergelaaten.  Ik  vleie  
 „   mij  dan  dat  aan  het  oogmerk  der reize,  in allé  
 „   opzigten,  volkoomen  beantwoord,  dat  het  zui-  
 „   der  halfrond  genoegzaam  doorkruisd,  efi  dat  
 „   ’er  nii  éen  eind  gemaakt  zij  aan  het  zoeken  
 „   naar  een  zuidlijk  vast  land  ,  dat  zedert  bijnd  
 »  twee  eeuwen  van  tijd  tot  tijd de aandacht  van  
 ï»  enige  Zee-Mogendheden  heefc  naaf  ziggetrok-  
 „   ken  ,  en  voor  de  aardrijkskundigen  van  alle  
 „   tijden  éen  geliefd  voofwerp  van  befpiegelingf  
 „   geweest  is,” . 
 t)us  verre waren  dan de reizen  om nieuwe  koer-  
 fen  van  zee-vaart  te  ontdekken  en  om  oude  gé*  
 breken  van  de  aardrijkskunde  te  verbeteren*  met 
 êenen 
 eenen  vrij  gunftigen  uitdag  bekroond  geworden*  
 Wanneer  men  uit  het  voorgaande  nagaat wac  ’er  
 gedaan  is*  zal  mén  kunnen  beoórdeelen  wac  ’er  
 nog  te.  doeri  bleef om  het  groot  ontwerp  van  ontdekking  
 te  voltooien  Het  Zuider  halfrond  was  
 wel  herhaaldlijk  bezogt  en  deszelfs  uiterfte  toeganglijke  
 einden  waren  doorkruisd;  doch  daar  
 bleef  nog  veel  onzeekerheid  en  bijgevolg  ook  
 groote  verfeheidenheid  van  gedagten  over  omtrent  
 de  bevaarbaare  einden  van  ons  eigen  halfrond, 
   bijzonderlijk  met  opzigt  tot  hét  beftaan,  
 o f ten  minllen  de  bevaarbaarheid  van  eenen Noor-  
 der  doortogt  tusfchen  dé  Adantifehe  en  Stille  
 Oceaaneri  door,  hetzij  oostwaarts  om  Afia*  of  
 westwaarts om Nöord-Amerika,! 
 Het  was  blijkbaar  dat*  zoo  men  deeze  togten  
 konde  ter  uitvoer  brengen *  de  reizen  naar Japan  
 én  China,  en  zelfs  in  het algemeen  naar  de  Oost-  
 Indieën *  zeer  veel  zouden  kunnen  bekort *  én gevolglijk  
 ook  voordeeliger  zouden  worden  dan  
 door  den  larigduurigen  omweg  om  de  Kaap  de  
 Goede  Hoop  te  neemen.  De  Engelfchen  hadden  
 dan  reeds  over  twee  eeuwen  gewenseht  dit  ter  
 uitvoer  te  kunnen  brengen,  en Q om  niet  te  Ipree-  
 ken  van  ga b ot s   onderneeming  in  1497,   die  op  
 de  ontdekking  van  Newfoundland en  de kust  van  
 Labrador  uitliep)  waren  ’er  van  de  eerfte  reis  
 van  FRGBisHER  om  eenen  westlijken  doörtogt 
 VIII.  deel.  *** te