1 5 4 [ fan* 1 777‘1 R E I Z E n a a r d e n
bevond dat zij een fraai vak met gras gevonden
hadden, De floepen hebbende zien kaden, verliet
ik deeze bende en keerde raar boord, om het
middagmaal te houden, daar kort daarop de Luitenant
r i n g ook aankwam.
De Heer r i n g verhaalde mij dat ’er, na dat
ik even van land geftooken was, verfcheiden
vrouwen en kinderen gekoömen waren, die door
enige mannen , welke haar verzelden, tot hem
gebragt wierden. Hij deelde onder haar alle ge-
fchenken uit van de beuzelingen, die hij bij zig
had. Deeze vrouwen droegen èen kanguroo,
v e l, in den flaat zoo als het van het dier gekoo-
men was, over de fchouderen en om den middel
vastgebonden ; doch deszelfs eenigst gebruik
fcbeen te zijn haare kinderen te onderfteunen, ak
zij die op den rug draagen, want het bedekte die
deelen niet, welke de meefle volkeren verbergen,
en zij waren in alle andere opzigten even,
zoo naakt als de mannen en even zwart, terwijl
haare lighaamen even zoo met lidtekenen getekend
waren. Doch hierin verfchilden zij van,
de mannen dat, fchoon haar hair van dezelfde
kleur en hoedanigheid was , enige van haar het
hoofd volkoomen kaal gefchoren hadden ; bij
andere was deeze bewerking flechts aan eene zijde
verrigt, terwijl de overige de kruin van haare
hoofden glad kaal gefchoren droegen , met een
kring van hair in de rondte, omtrent als de kruinen
T i L. XXI
T R O U W Y A K Y A 1 J I E M E I S M M ) ,