
 
		i8o  [Jan.  1777.I  R E I Z E   n a a r  'cfcit  
 Teegera  Eten. 
 Togarago  Ik  moet  gaan,  of ik  zal  gaan. 
 Hunne  uitfpraak  is  niet  onaangenaam,  maar  
 -wat  fchielijk,  fchoon  niet  meer  dan  bij  andere  
 natieën  in  de  Zuid - Z e e ;  en  als wij  ftaat  kunnen  
 maaken  op  de  overeenkomst  in de  taaien  als eene  
 draad  om  ons  te  geleiden  in  het  ontdekken van  de  
 afkomst der natieën,  twijfel  ik  niet  of men  
 zal, bijeen naarftig onderzoek en als ’er gelegenheid  
 zal  koomen  om  een  genoegzaam  aantal woorden  
 naauwkeurig  te  verzamelen  en  te  vergelijken,  bevin 
 ( * )   Wij  vinden  de  denkbeelden  van  den  Heer  an-  
 Berson  over  dit  onderwerp  overeenkomftig,  met  die  
 van  den  Heer  mars  d e n ,  die  heeft  aangemerkt  dat  
 ,,  ’er  door  dit  geheel  gedeelte  van  de  waereld,  van  Ma-  
 „   dagaskar  tot  de  verrte  ontdekkingen  Oostwaarts  eene 
 algemeene  taal  beerscht,  van  welke  het  Maleitsch  een  
 „   tongval  is ,  veel  bedorven  o f  verfijnd  door  een  inmeng*  
 ,,   zei  van  andère  taaien.  Deeze  zeer  uitgeftrekte  gelijk*  
 „   heid  van  taal  toont  eene  gemeene  afkomst  van  de  in-  
 „   wooneren;  doch  de  omftandigbeden  en  voortgang  van  
 ■  ■  derzelver  fcheiding  zijn  met  den  donkerden  fluier  van.  
 „   duifïerheid  omzwzgteld".‘Hrjlory  of Sumatra pag.  35. 
 Zie  ook  Zijne  leezenswaerdige  Verhandeling,  voorde  
 Maatschappij  van  Oudheidkundigen  voorgeleezen,  en  in  
 haare  Archaologra,  Vol.  VI  pag.  155  békend  gemaakt,  
 daar  zijne  gedagten  over  dit  onderwerp  breedvoeriger  
 verklaard,  en door  twee  tafelen  van  overeenkomflige woorden  
 opgehelderd  zijn. 
 a a & .