
 
		16ö  £jfan. 1 R E I Z E   n a a r   den 
 Wij  hadden  den  negen  en  twintigflen,  zijnde  
 twee  dagen  voar  laatfle  kwartier  maan,  ten  negen  
 uuren  ’s morgens  hoog  water.  Het  water  
 gong  toen  agttien  duimen  regt  op,  en  daar  was  
 geen  1chijn  dat  het ooit meer dan  twee  en  een  halve  
 voeten  ware  gerezen.  Deeze  zijn  alle de  aantekeningen, 
   die  voor  de  fcheepvaart  van  diensr  
 kunnen  zijn,  welke mijn  kort verblijf alhier mij  in  
 ilaat  gefield  heeft  te bewaaren met  opzigt  tot V'aït  
 Diemens  Land. 
 De  Heer  a n d e r s o n ,  mijn  fteelmeefïer,  be-  
 fteedde  met  zijnen gewoonen  ijver de  weinige  dagen, 
   die  wij  in  de  Avontuur-Baai  vertoefden  
 met  het  land  opteneemen.  Zijn  bericht  van  des-  
 zelfs  natuurlijke  voortbrengzelen,  welk  hij  mij  
 mededeelde,  zal  mijn  ftilzwijgen  omtrent  dezelve  
 meer  dan  vergoeden ;  enige  van  zijne aanmerking  
 gen  over  de  inwooneren  zullen  aanvullen  hetgeen-  
 ik  overgeflaagen  ,  of  onvolkoomen  opgegeeven  
 mag1 hebben,  en  zijne  woorden-lijst  van  de  taal,  
 fehoon  kort,  zal  dér  aandacht wel waerdig gerekend  
 worden  door degeene, *die  bouwftoffen wil-  
 lèn  vergaderen  om  de  oorfprong der  volkeren  na»  
 tèfpeuren.  Ik  zal  alleenlijk'  vooraf  laaten  gaan  
 dat  de  lange  regte  bosch-boomen,  welke  de  
 Heer  an de r s  on  ip  het wolgepd  bericht  be-  
 fchrijft,  van  eetie  andere  foprt  zijn  dan.die,  welr  
 ke.op  de  noordlijker  deelen  van  die  kust  gevonden  
 worden.  Het  hout  is  zeef  lang  en  digt van 
 kor- 
 StlLLEN  OCEAAN.  [Jan.  1777.]  \Ci 
 korrel,  zeef  taai *  goed voor  fparren,  roei ■ fpaa-  
 nen  en  veel  ander  gebruik,  en  zou,  bij  gelegenheid  
 ,  goede  masten  maakeh  £ misfchien  de besté  
 die  ’er  zouden  wezen),  zoo  mén  middel  kondé  
 vinden  om  het  ligter  te  maakem 
 *,  Agter  in  de Avontuur - Baai  is  een  fraai  zandig  
 flrand  ,  dat  geheel  gevormd  fchijnt  door  dé  
 zand - deeltjens,  welke  door  de  zee  van eenen zeef  
 fijnen  zand-fteen,  die  op  veele  plaatfen  dè  kanten  
 bezoomt,  en  uit  welke  Gegroefde - Kaap*  in  dé  
 habuurfchap  ,  naaf  haar  uiterlijk  voorkoomeh  ,  
 fchijnt  te  beftaan*  zijn  afgefpoeld.  Dit  flrand  is  
 omtrent  twee  Engelfche  mijlèn  lang,  en  is  uitmuntend  
 gefehikt  om  den  zegen  te  trekken,  hetgeen  
 het  volk  van  beiden  de  fchepen  meermalen  
 met  eenen  goedeh  uitflag  deed;  Agter  beftelvè  
 is  eene  vlakte  of  platte  grond *  met  een  zout of  
 liever  brak meir,  in  de  lengte  langs  het  flrand loo-  
 pende *  uit welk  wij  met  hengels  veele witachtigé  
 braasfems  en  enige  kleine  forellen  vongen.  De  
 andere  deelen van  het  iand  om  de  baai  zijn geheel  
 j heuvelachtig,  en  deeze en  de vlakte  zijn  een  doorgaand  
 bosch  van  zeer  hooge  dunne boomen;  bijna  
 ondoordringbaar  door  flruiken,  varenkruid,  en  
 omgevallen  boomen  ,  uitgezondefd  alün  de  zijde  
 Van fommige  der  heuvelen*  daar de  boomen  maar  
 dun  gezaaid zijn,  en  daaf  alleenlijk  grof gras  tus-  
 fchen  beiden  ftaat. 
 Ten  Noorden  van  de  baai  is  iaag  land *  ver-  
 YTIi.  d e e l .  L   efef