tigheid hebben. Naardien het ontdekking-plan,
dat men op zoo veele agtcreenvolgende togten
gevplgd heeft, nu, gelijk wij wel durven zeg-
gen, grootendeels tot volledigheid gebragt is,
zullen wij, de eindelijke uitkomst bijeen trekkende
, beter in ftaat zijn de weldaadige oogmerken,
welke men ’er mede voor had, recht te doen, en
daar zal een vaste grondOag gelegd worden,
waarop tpen ?en voldoend antwoord kan bouwen
op eene vraag, die fomtijds door korrelige vit-
ting en domme kwtiadaartigheid gedaan is. Welke
nuttige gevolgen zijn ’er tog vo.or de ontdek?
kers of voor de ontdekte, voor de gemeene belangen
van het menschdom, of yoor den aanwas
van nuttige kundigheden, uit alle onze zoo geroemde
poogingen om de afgelegen hoeken van
den aardbol te doorfnuftelen, voortgevloeid ?
Het glgemeen doel van de verfchillende reizen
pm de waereld, op Zijner Majefteits bevel , voor
deeze togt gefchiedde ondernoomen, was om naar
onbekende landen te zoeken, die zouden mogen
liggen in den boezem van den onmeetlijk uitge-
ilrekten Oceaan, dip het geheel Zuider halfrond
beflaat.
Daar waren, voor onzen tijd, in die ruimte
zoo weinige nafpeuringen gedaan, en die weinige
nog zoo onvolmaakt, dat het verflag, dat de
waereld daarvan is medegedeeld, meer gediend
bad om onzeekerheid te weeg te brengen dan om
pnonderrigting
te geeven , meer om ligtgeloovige
te misleiden dan. om den oordeelkundigen onderzoeker
voldoening te verfchaffen, door de echte
aardrijkskunde van meer dan de halve oppervlakte
van den aardbol te verduifteren met eene ein-
delooze verfcheidenheid van waarfchijnlijke gissingen
, door fchrandere befpiegeling bedagt,
van ijdele vertellingen, door eene duiftere overlevering
tot ons gekoomen, o f van lloute ver-
digtzelen, opzetlijk valsch verzonnen.
Het zon indedaad ongelukkig geweest zijn,
zoo vijf verfchillende onvaarers van den aardbol,
van welke ten minften fommige, zoo niet alle*
Weinig bekende en nog minder bevaaren koerfen
gehouden hebben, geene ontdekkingen gedaan
hadden , die de moeijelijkheden en gevaaren,
welke zij onvermijdelijk moeften ontmoeten, konden
beloonen. Doch het volgend overzigt zal de
voldoenendfte bewijzen geeven dat Zijner Majefteits
bevelen met bekwaamheid zijn ter uitvoer
gebragt, en dat de herhaalde reizen van zijne
fchepen naar het Zuider halfrond onzen voorraad
van aardrijkskundige kennis aanmerklijk vermeerderd
hebben,
I.
De Zuider Atlantifche Oceaan was1 het eerfte
toneel onzer werkzaamheden. Van de Falklands-
Eilanden wist men tot hier toe alleen dat zij be-
* 4 fton