
 
		sciv  i   N  t   E  I O I N   G. 
 ;,T  nog  zoo  laat  als  in  het  jaar  177®»  wierci  het  
 jj  nodig  geachtj  in  het Aanhangzel  tot  m a y é r S  
 h  tafelen,  door  het  comptoir  van  de  Lengte  uit-  
 yy  gegéevenj  feiten  optegeeveft  tégens  'dé  Helling  
 „   van  eenen  zoo  vermaarden  fterrekundige als  dé  
 „   Abt  dé  LA  C At l é k ,  dat  de  hoogte  van  de 
 zon  op  den  middag  ,  de  gemaklijkfte  én  eeh-  
 *,  voudigfte  van  alle  waarneemingen,  niet  met  
 ,y  zeekerheid  kon  genooriien  worden  op>  minder  
 ry  dan  vijf,  zès,  zeven  of  zelfs  agt  mintiuten  
 ij  na.  ( * )   Doch  z ij,  die  zig  dé moeite'willen 
 i   gee- 
 ( * )   Zijne  woorden  zijn:  Si  éetix  qui  promettent  une  
 fi grande précifion  dans  cës fortes  de méthodes,  avoient  navigué  
 quelque  tems,  ils  dur oient  vufouv'ent,  qiie  dans  
 f  oh ferra t ion  ta  plus  flmpïe  de  toutes y  qui  efl  celle  de  la  
 hauteur  du  foleil  à  midi,  deux  ohfervateurs,  munis  dè  
 bons quartiers  de  réflexion ,  bien  reàiflés >  different  entre  
 eux y  lorsqu'ils  obferveht  chacun  à part,  de  5','  6  ,  7  o   
 8‘ Ephemer.  1755— 1765.  Introd.  pag.  32. 
 Ik moet  egter  den  Heèr  dé  là  cai lle  het  récht doeö  
 Van  aantemerken  dat  hij  getracht  heeft de  handelwijze  vaö  
 door  de  maan  de  lengte  ie  ontdekken,  inievoeren  en  een  
 ontwerp  heeft voorgefield  om  den  afftand  van  de maan. van  
 de  zon  en  vaste Herren  ie  berekenen ;  door  de  o'nvo’maakt-  
 beid  van  zijne  werktuigen  daagde  hij  op  verre  na  zoo  wel  
 niet  als  met  die  betekening  mogelijk was.  Het  higèmeent  
 In  gebrtfik  brengen  van  dezelve  was  voor  Doéïor  id a  s k É-  
 LYNE,  onzen  koninglijken  fterrekundige,  bewaard.  Zie  
 de  voorreden  voor  de  Tafelen  tot  het verbeteren  vàn de  
 uitwerkingen  van  de  Kèfraàie  en  parallaxis,  door  hét  
 Comptoir  van de  Lengte  gemeen  geiiiaakt  öfider  opzigt  va» 
 Doét. 
 geeven  om  de  fterrekundige  waarneemingen*  
 „   o p c o o k s   laatfte  reis  gedaan,  natezien,  zul»  
 H  len  bevinden  dat  ’er  weinige *  zelfs  onder  de  
 onder-officieren  waren,  die  niet  in  ftaat waren  
 om  met  genoegzaame naauwkeurigheid  den  ttf-  
 itand  der  maan  van  de  zon  of eene  (Ier,  wiar-  
 5,  teneemen,  féhoon  deeze  voorzeeker de  kiesch-  
 fle  van  alle  waarneemingen  is.  Ik  kan  hier nog  
 M  bijvoegen  dat  de  wijze  van  waarneemingen  té 
 4,  doen  en  te  berekenen  om  de  afwijking  van  dé  
 „   kompas-naald  te  Vinden  beter  bekend  is aan *  
 j,  en  meer  beoefend  wordt  door  hen,  die déezé 
 reizen  hebben  bijgewoond  dan  door de meelfé  
 *,  andere.  Ook  is  ’er  misfchien  geen,  die  den  
 fy  rang  van  officier  heeft  en  in  dezelve  betfokkeii  
 *,  is  geweest j  die  niet*  welke  ook  zijne wezen*  
 *,  lijke  bekwaamheid  ware,  befchaamd  zoudé  
 zijn,  zoo  men  dagt  dat  hij  den  tijd  op  zee niet 
 5,  zoude  weeten  waarteneemen  en  te  bereke-  
 *,  nen  ,  fchoon  *er,  nog  kort  voor  deeze  reizen  
 ondernoomen  wierden  *  naaüwlijks  ooit  
 van  zoo  iets  onder  zee-lieden  gehoord wierd*  
 *,  en  zelfs  fterrekündigen  van  den  eerften  rang  
 w  aan  de  mogelijkheid  twijfelden  van  het  met 
 A  ge- 
 Doft.  söephêrd,  Hoogleeraar  in  de  fterrekunde'  en  
 proefondervindlijke  wijsbegeerte  te  Cambridge  in  het  
 jaar  1772^