
 
		i n l e ï ö ï n ö . 
 hingen  in  de  Zuider  Breedcen  van  deezen Odeaaf!  
 veel  naauwkeiirig  zijn  té boek  gefteld dan  die  vaiï  
 de  bovengemelde  vroegere  SpdanfChe  reizigers. 
 L e  mairé  en  söhöutèn  in  hetjaar  1616  
 en  roggeveën  in  1722,  wijslijk  oordeelen-  
 de  dat  ’er  niets  nieuws konde  te winnen  zijn  met  
 in  de  gewoone  koers  een  Noorden  van  de  linie  
 te  blijven ,  overkruiften  deezen  Oeeaan  van  Kaap  
 Hoorn  naar  de  Oost - Indieën  aan  geene  zijde van  
 den  Zuider  keerkring *  eene  ruimte,  die  zoo zelden  
 en  zoo  vrugtloos  bezogt  was.  Schoon  de  
 volks-meening ,  door  wijsgeerige  befpiegeling  
 gefterkt,  verwagtede  aldaar  den  rijkften  oogst  
 van  ontdekkingen  te zullen  raapen. 
 T asman  (levende  in  het  jaar  1642  ,  in  zijnen  
 uitgeftrekten  omweg  van  Batavia  doof  
 den  Zuider  Indifchen  Oceaan  ,  , de  Zuid -  zee  
 in*  op  den  grootften  afftand  van  Amerika*  daar  
 zij  nooit  te  vooren  doorzogt  was  ,  en  zijne  
 koers,  van  eene hooge Zuidlijke Breedte, Noordwaarts  
 tot  Nieuw -Guinea  en  de  eilanden  ten  
 Ooilen  van  hetzelve nabij  de  evennachtlijn  voort-  
 gezet,  bragt  ontdekkingen  te  voorfchijn,  die  zijne  
 reis  in  de  jaarboeken  der  fcheepvaart  gedenk-  
 waerdig gemaakt  hebben. 
 Doch,  over  het  geheel  genoomen,  had  hetgeen  
 op  deeze  drie  togten  verrigt  was nog  maar  
 gediend  om  te  toonen  hoe  groot  een  veld  ’er nog  
 open  lag  voor  toekoomend  en  aanhoudender  onder 
 I  N  L  É I   D  ï  N  G. XVII 
 dërzöek.  Derzelver  uitkomst  had  de  aardrijksbe-  
 fchrijvers  Wel  in  ftaat  gefteld  om  de ledige  eenvormigheid  
 van  de  voorgaande  kaarten  in  deezen  
 Oceaan  te  vullen  dóór  het  invoegen  van  enige  
 nieuwe  eilanden;  maar  het  aantal  ea  de  uitge-  
 ftrektheid  van  deeze  invullingen  waren  zoo  onaan-  
 merklijk,  dat  zij  mogen  gezegd  worden  zig  te  
 vertóonen  als 
 Ra r i,  nanies  in  gurgite  vaftó• 
 En  zoo  dê  Ontdekkingen  weinig  in  getal  torren  
 ,  waren  deeze  weinige  nog  onvolkoomen.  
 Sommige  kusten  was  men  wel  genaderd,  maar  
 men  was  er  riiet  op  geland  ,  eü  men  was  die  
 voorbij  gelievend,  zonder  zig  öptehouden  met  
 derzelver  uitgeftrektheid  te  Onderzoeken  ,  o f  
 derzelver  verknogtheid  met  dié,  welke  op  eenen  
 géringen  afftand  mogten  liggen.  Zoo  men  al  op  
 andere  geland  was,  waren- dëéze bezoeken,  over  
 het algemeen j  zoo  kort  geweest,  dat  het  riaauw-  
 lijks  mogelijk  was  op  zulk  eenen  Zwakken  grond-  
 flag  enig  naricht  te  bouwen;  dat  zelfs  eene ijdele  
 nieuwsgierigheid  konde  bevredigen,  en  veel  
 minder  gefehikt  om  een  wijsgeerig  onderzoek  te  
 voldoen,  of  tot  de  veiligheid  o f  de  flaaging  van  
 toekomftige  togten  toe  te  brengen. 
 Ladten wij egter aan  deeze  eerfte  beginzelen van  
 ontdekking  recht  doen*  Den  Hollandefen  moe- 
 VIII,  DEEL.  ** ten