„ Noord-Amerika gezien heb. Zij had niets om
„ haare ftrikken van te maaken dan de zenuwen
„ van de pooten der konijnen, die zij daartoe
„ vlegtede, en zij had zig een net en warm win-
„ ter - kleed van konijnen - vellen gemaakt. De
„ voorraad van gereedfchap* dien zij bij haare
,, vlugt met zig nam, beftond in een ftuk van
„ eenen ijzeren hoepel van omtrent vijf duimen
- lengte , dat tot een mes moest dienen , een
fteenen vuur-flag en vuur-fteenen, met wat
,, zwam enz. en omtrent anderhalven duim van de
, punt van eene pijl van ijzer, waarvan zij eenen
l, priem maakte. Zij was niet lang aan de tenten
„ geweest, o f een tiental mannen vogten, wie
„ haar tot vrouw zoude hebben. Zij zeide dat
„ de Arathapescow Indiaanen, toen zij haar ge-
„ vangen namen, in den nacht onverhoeds op
„ de tenten aanvielen, terwijl de jnwooners alle
„ in flaap waren, en niemand in het leven lieten
„ dan haar en drie andere jonge vrouwen. Haare
vader, moeder en mannen waren in dezelfde
” tent met haar geweest, en waren alle gedood.
„ Haarjkind, omtrent vijf maanden oud, had zij
„ medegenoomen, in een’ bundel klederen ge-
’ ’ wonden, zonder dat men zulks in dien nacht
” bemerkt had. Doch toen zij niet verre daar
” van daan aan de plaats gekoomen waren daar de
„ Amthapes.com hunne wijven gelaaten hadden,
„ wan-
^ wanneer de dageraiat begon aaritébreeken,
„ doorzogten zij terftond haaren bundel, von-
„ den het kind, namen het haar af, en dood-
„ den het onmiddelijk. Het verhaal van dat af-
„ fchuwelijk toneel verwekte onder mijne wil-
„ den alleen gelach. Haav land is zoo vcfnc
•„ Westwaarts, dat zij zegt nooit ijzer of enig
„ metaal gezien te hebben voor zij gevangen ge-
„ noomen wierd; die van haaren ftam maaken
„ hunne bijlen en beitels van herten hoornen en
i,, hunne mesfen van fteen en been; hunne pijlen
„ zijn gepunt met eene foort van lei, been en
herten hoorns, en hun gereedfchap om hun
„ hout-werk te maaken, beftaat uit niet anders
*, dan bevers-tanden. Zij hebben menigmaalen
„ gehoord van nuttige ftoffen, met welke de nar
tieën ten OoHen van hun door de Engelfchen
voorzien worden; doch, in plaats van nader
„ bij te koomen om bij de hand te zijn om ijzerr
„ werk en andere dingen te koopen, zijn zij, ge-
•„ noodzaakt nog verder agter uit te wijken, om
„ de Arathapescow Indiaanen te vermijden, die
„ zoo wel in den winter als in den zomer, eene
„ verbaazende flagting onder hen maaken. ” mv
Hetgeen hier gezegd is over de ontdekkingen
door de Maatfchappij van de H u i f ons - Baai gedaan
, was, fchoon naderhand eerst gemeen gemaakt,
den voorzitter van den Raad der Admjrali