
 
		Terwijl  de  fchepen  gereed  gemaakt  Wierdeiï  
 öm  onze reis  voort  te  zetten ,  deëdetl  enige  onzer  
 officieren  een  togtjen  ;  ötri  KeÉ  habtiuidg  land  té  
 bezien.  De  Heer  a Kd e r s ö n ,  mijn  hëelmeë-  
 ftef,  die  van dat  gezelfchap  waS,  gaf mij  het volgend  
 verhaal vin  hunnen  togt, 
 Den  zestienden,  in  den  voormiddag  ,  vertrok  
 ik  mét  vijf  andere  in  een’  wagen,  om  het  
 land  te  bezien.  Wij  trokken  de  groote  vlaktë  
 över,  die  ten Oosten  van  de  ftad  ligt,  die  geheel  
 uit wit zand  beftaat,  gelijk  het  zand,  dat  gemeenlijk  
 op ftranden  gevonden  wordt,  en  alleen  heide  
 en  anderë  kleine  planten  van  verfcheidenerleie  
 foort  voortbrengt..  Ten  vijf  uuren  in  den  agter-  
 ifliddag  trokken  wij  voorbij  eene  groote  boeren-  
 wooning met enige  koren - velden  en  vrij  aanmerk-  
 lijke wijngaarden,  agter  dé  vlakte,’  aan  den  voet  
 van  énige  laage  heuvelen  gelegen,  daar  de  grond 
 waer- 
 In  de  Phiiof.  Transact.  Vol.  LXVI.  pog.  268 —  3 19.  
 is  eene  Befchrijving  van  drie  Reizen  van  de  Kaap-ftad  
 in  het  zuid tijk  gedeelte  van  /tfrika  ,  in  de  j  aar en  1772»  
 1773  en  1 7 7 4 .  door  f k .  m a s s o n ,  die  uit  Engeland  
 derwaarts  was  gezonden  om  niéuwe  planten  te  ontdekken,  
 voor  de verbétering  van  den  koninglijken  kruid - tuin te Kew.  
 In  dit  verhaal  is  veel  merkwaerdigs.  De  Heer de  p a g e s ,  
 die  in  het  jaar  1773  aan  de  Kaap  was,  deelt  enige  aanmèf-  
 kin£en  roede  omtrent  den  ftaat  dier  volkplanting  ,  gelijk ook  
 de  bijzonderheden  vaa  zijné  reis  van  Ëaai-Fals  naar  d©  
 Kaap .ftad.  Voynge  vers  le  Pole  da Sud,  p,  17 —  32* 
 waerdig  wordt  bebouwd  te  worden.  Tusfchen  
 zes  en  zeven  uuren  kwamen  wij  aan  Stellenbosch,  
 de  aanzienlijkfte  volkplanting na  die  van  de Kaap. 
 Het  dorp  beftaat  uit  niet  meer dan  dertig huizen  
 en  ligt  aan  den  voet  van  de  keten  hooge bergen, 
   meer dan  twintig Engelfche  mijlen  ten  Oosten  
 van  de  Kaap -ftad.  De  huizen  zijn  net,  en  
 een  riviertjen,  dat  ’er voorbij droomt,  en  de  fcha-  
 duw  van  enige  zwaare  eiken,  geplant  toen  men  
 zig  aldaar  eerst  nederzettede,  maaken  dat men  het  
 een  fraai  landfchap  kan  noemen  in  dit woest  land.  
 Daar  zijn  enige  wijngaarden  en  boomgaarden  om  
 het  dorp  ,  die  door  hun  bloeiend  voorkoomen  
 fchijnen  te  bewijzen  dat  de  grond  uitmuntend is,  
 fchoon  zij  misfchien  veel  aan  de  luchtftreek ver-  
 fchuldigd  zijn,  naardien  de  lucht  hier  eene  onge-  
 meene  zagtheid  heeft. 
 Den  volgenden  dag  befteedde  ik  met  omtrent  
 Stellenbosch  naar  planten  en  infekten  te  zoeken,  
 maar  met  weinig  vrugt.  In  dit  jaargetijde  zijn  
 hier  weinige  planten  in  bloei  en  infekten  zijn’er  
 fchaarsch.  Ik  bezag  de  aarde  op  verfchillende  
 plaatfen  en  vond  dezelve  te  beftaan  uit  geelachtige  
 kle i,  met  een  groot  deel  zand  vermengd.  De  
 zijden  van  de  laage  heuvelen,  die  zig  bruin  ver-  
 toonen,  fchijnen  uit eene  foort  van  mergel - fteen  
 te  beftaan. 
 Wij  verlieten  Stellenbosch  den  volgenden  morgen  
 en kwamen  weldra  aan  het  huis,  dat  wij  fa-  
 VIII  de-ill.  ,  E  tur