
 
		mM  kleine  floep,  en vijf of zes Engelfche mijlen  
 böógér  op,  aan  hoogten,  meest  droog  van den  
 eenen  oever  tot den  anderen. 
 Dus eindigt Chefterftelds - Kanaal  en met een al*  
 le  de  verwagtingen  van  den Heer e l l i s  van eenen  
 doortogt  door  hetzelve  in  den  Wester  Oceaan.  
 De  andere  deelen  van  de kust van  de  Breedte  van  
 62°  tot  de  Zuid - punt  van  het groot  land,  binnen  
 welke ruimte men  ook hoop had eenen doortogt te  
 zullen vinden,  zijn,  in de laatfte jaaren, naauwkeu-  
 rïg ondbrzogt.  Hier ligt Piftol-Baai,  van welkede  
 fchrijver,  die  in  dit  land  de laatfte  over de waar-  
 fchijnlijkheid  van  eenen Noord-Wester  doortogt  
 gefchreven  heeft,  fpreekt  als  het  eenigst  gedeelte  
 dat  in  de  Hudfons - Baai  nog  overfchiet,  daar  
 deeze  westlijke  gemeenfchap  zoude  kunnen  be-  
 ftaan.  Maar deeze  is  ook onderzogt}  en wij  kun*  
 hen,  op  het  gezag van Kapitein Ch r i s t o p h e r ,  
 den ^eezer* verzeekeren  dateer  geen  inloopend  kanaal  
 van  enig  belang  is  op  dat  geheel  gedeelte  
 van  de  kust.  Ja,  hij  is  in  eene  open  floep  om  
 den  bodem  van  de  bogt,  die  Piftol-Baai  genoemd  
 wordt,  gevaarenden  vond,  in  plaats  
 'van  eenen  doortogt  naar  de  wester-zee,  dat  zij  
 niet  meer  dan  drie  of  vier  Engelfche  mijlen  het  
 land  in  loopt. 
 Behalven  deeze  reizen  ter  zee,  welke  ons  overtuigen  
 dat  men  niet  naar  eenen  doortogt  moet 
 zoeken  ten  Zuiden  van  67  Breedte,  zijn  wij  de 
 Maas® 
 Maatfchappij  van  Hudfons-Baai  eene  reize  te  
 land  verfchuldigd,  die  veel  licht  over deeze zaak  
 verfpreid  heeft,  door  onwederfpreeklijk  aantetoo-  
 nen,  hoe  veel  meer  Noordwaarts  de  fchepen,  
 ten  minften  in  een  gedeelte  van hunne  reis,  hunne  
 koers  moeten  houden,  voor zij  van  den  eenen  
 kant van  Amerika  naar den  anderen  kunnen  fteve-  
 nen.  De  Noordfche  Indiaanen,  die  naar  de  forten  
 van  de  maatfchappij  af koomen,  om  te  handelen  
 ,  hadden  ons  volk  gefprooken  van  eene  rivier, 
   die,  naar  het koper,  dat  bij  dezelve  gevonden  
 wordt,  den  naarn  van  Koper - mijn - rivier  
 ontvangen  had.  Wij  leezen  veel  van  deeze  rivier  
 in  de  werken  van  den  Heer  d o b b s ,  en  hij  
 befchouwt  de  berichten  der  Indiaanen  van  dezelve  
 als  gunftig  voor  zijn  ftelzel.  De Maatfchappij  
 ,  begeerig  zijnde  de  zaak naauwkeurig te onderzoeken, 
   gaf  haaren  Gouverneur  van  Prins  van  
 JVales  Fort  bevel  eenen  gefcbikten  perfoon  onder  
 geleide  van  enige  vertrouwde  Noordfche  
 Indiaanen  aftezenden,  die  de  reis  naar  deeze  
 befaamde  rivier  te  land  moest  aanvaarden  ,  
 haaren  loop  naauwkeurig  opneemen  ,  en  haar  
 naarde  zee,  waarin  zij  zig  werpt,  moest volgen.  
 Tot  deezen  dienst  wierd  de  Heer  h e a r n e   benoemd, 
   een  jongman  in  haaren  dienst,  die,  als  
 zee-officier  gediend  hebbende,  bekwaam  was  de  
 nodige  waarneemingen  te  doen,  om  de  Lengte  
 en  Breedte  te  bepaalen  en  tekeningen  te maaken  
 *****  2  van