
 
		„   Verdifche  Eilanden  voorbij  te  zeilen,  alzoo  
 „   men wel  verzeekerd  kan  zijn  dat men,  als  men  
 „   die  afwijking  heeft,  ten  Oosten  van  dezelve  
 ,,  is.”   Een  ander  (de  Heer  d u n )   plaatst  op  
 zijne  Kaart  deeze  afwijking  op  negentig  mijlen  
 ten Westen van  die  eilanden.  Zulk  eene  ftrijdig-  
 heid  als  deeze  is  een  fterk  bewijs  van de  onzee-  
 kerheid van  beider  opgaven.  Ik  twijfel egter  niet  
 o f  de  eerfte  heeft  waarlijk  hier,  zoo  wel  als  op  
 andere  plaatfen,  de  afwijking  gevonden,  die  hij  
 opgeeft.  Maar  hij  moest  in  aanmerking  genoo-  
 men  hebben  dat  op  zee,  ja  zelfs  te  land,  de  uitkomst  
 van  zelfs de  naauwkeurigfte  waarneemingen  
 niet  altijd  dezelfde  is.  Verfchillende  kompasfen  
 zullen  verfchillende  afwijkingen  opgeeven.  Ja  
 zelfs  zal  hetzelfde  kompas  twee graaden  van  zig-  
 zelf verfchillen,  zonder dat men  in  ftaat  is de  oorzaak  
 te  ontdekken,  veel  minder  dezelve  wegte-  
 neemen. 
 Al  die  zig  verbeeldt  de  afwijking  tot  op  een  
 graad  na  te  kunnen  vinden,  zal  zig  dikwerf  ten  
 flerkflen  bedrogen  vinden  ;  want,  behalven  de  
 onvolmaaktheid,  die  ’er  in  het  maakzel  van  het  
 werktuig  of in  de  kragt  van  de  naald  kan  zijn,  is  
 het  zeeker dat de  beweeging  van  het fchip,  o f de  
 aantrekking  van  het  ijzer-werk,  o f  eene  andere  
 oorzaak,  die  nog  niet  ontdekt  is,  dikwijls  veel  
 grooter  dwaalingen  dan  deeze  kan  veroorzaaken. 
 ken.  Dat  de  afwijking  kan  gevonden  worden  
 met  eene  naauwkeurigheid  ,  die  meer  dan  genoegzaam  
 is  om  den  loop  van  het  fchip  te  bepaa-  
 len,  kan men  toegeeven,  maar dat  zij  zoo  naauw-  
 keurig  kan  gevonden  worden  dat men ’er de Lengte  
 binnen  eenen  graad  of  zestig  Engelfche  mijlen  
 door  kan vinden,  moet  ik volftrektlijk  ontkennen. 
 4*  4* 
 ♦   * 
 ♦ 
 V IE R -