
 
		naauwkeurigst  de maat  houden»  en  hunne  drilcea  
 weldra  tot  eene  dolle  woede  opwinden,  dat  zij  
 met  de  afgrijslijkfte  verdraaiingen  van  de  oogen *  
 den  mond  en  de  tong  doen  verzeld  gaan,  otn  
 fchrik  in  hunne  vijanden  te  verwekken,  dat  hen  
 degeenen,  die  zulks  niet  gewoon  zijn,  meer  als,  
 duivels,;  dan  als  menfchen  doet  voorkoomen  en  
 den  ftoutften  fchier  van  vrees zoude  doen yerftij-  
 yen.  Hierop  volgt  eene  omftandigheid  ,  welke  
 hun affchuuwlijk  gezigt  reeds bijna fcbijnt te vóórspellen  
 ,  en  die  wreed,  afgrijslijk,  en  fchandelijk  
 voor de  menschlijke  natuur  is;  zij  fnijden,,  namelijk, 
   de  lighaamen  hunner  vijanden,  zelfs  voor-  
 zij  nog volkoomen  dood-zijn,  aan  ftukken,  braa-  
 den  die  op  een  vuur,  en  verflinden  het  vleesch»  
 niet  alleen  zonder  tegenzin,  maar met een  bijzou-  
 der genoegen. 
 Men  zou  ligt  onderftelien  dat  een  volk»  hetwelk  
 tot  zulk  eene  groote  wreedheid  in  ftaat  is»  
 ontbloot  moet  zijn  van  alle  menschlajk  gevoel»  
 zelfs  onder  elkanderen.  En  egter  zien  wij  hen,  
 het  verlies  van  hunne  vrienden  beweenen  met  
 eene  fterkte  van  uitdrukking»  die  de  tederfte.  
 herinnering  aan  dezelve  te  kennen  geeft;  want  
 beiden  mannen  en  vrouwen  beweenen  degeene»  
 die  hun  in  den  bloede  beftaan,  hetzij,  zij  in  den  
 ftrijd  gebleven,  of natuurlijk  geftorven  zijn,  met  
 ■ het  jammerlijkst  klaag-gefchrei,  terwijl  zij  te-,  
 gelijk  hunne  voorhoofden  en  wangen  met  fchulpen, 
 pen  of  ftukken  vuur - fteen  in  groote  wonden  
 opfnijden,  tot het bloed  ’er overvloedig uit vloeit,  
 en  zig  met hunne  traanen  vermengt.  Zij  foijden  
 ook  ftukken  van  hunnen  groenen  fteen  tot  rauwe  
 menschlijke  gedaanten,  welke  zij  met  heldere  
 pogen  van  paerl - moer  verfieren  en  aan  hunnen  
 hals  draagen,  tot  nagedagtenis  van  degeene,  dip  
 hun  het  liefst  waren;  en  dit  gevoel  van  hun  hart  
 is  zoo  fterk,  dat  zij  zelfs de  plegrigheid  van  zig  te  
 fnijden verrigten,  en  fchreijen  van blijdfchap,  bij  
 de  wederkomst van  hunne  vrienden,  als  zij  flechts  
 eenen  korten  tijd afwezig geweest  zijn. 
 Den  kinderen  worden ,  in  eenen  zeer  vroegen  
 ouderdom,  alle  de  handelingen  van  hunne  ouders,  
 hetzij  goed,  hetzij  kwaad,  geleerd,  zoo dat men  
 de  jongens  en  meisjens  van  negen  of  tien jaaren  
 alle  de  beweegingen  ziet  doen  en  alle  de  vreeslijke  
 gebaerden  ziet  naboorfen,  door  welke de  oudere  
 van jaaren  gewoon  zijn  hunne vijanden  fchrik  
 aantejaagen,  terwijl  zij  in  hun  gezang  de  maat  
 naauwkeurig  in  acht  neemen.  Zij  zingen  ook»  
 mee  enige  melodie,  de  overleveringen van hunne 
 voor- 
 ( * )  Dit  opkrabben  van  hun  vleesch  bewijst,  gelijk  alles  
 wat  tot  eene  gewoonte  is  overgegaan,  niets  voor  het  
 gevoel  Dat  dit  gebruik  van  ouden  oorfprong  is,  kan men  
 daaruit  afneemen,  -dat  men'hèt  ook  op  Otahiti en  op de  
 afndere  eilanden  van  de  zuid- zee  vindt. 
 0.' FOKSTER.