
 
		ontdekken,  gong ik daar naar  zoeken,  en den  zes*  
 tienden,  wanneer  wij  op  48°  45'  Breedte  en  op 
 Het  eenigst  nariclu  van  deeze laatere ontdekkingen  (zoo  
 dat  naricht  kan  genoemd  worden,  hetwelk  geene  bijzondere  
 onderrigting  geeft,)  dat Kapitein  cook  van  den Heer  
 CRozet  ontving,  was:  „   dat  ’er  eene jaater reis  door de  
 „   Franfchen  ondernoomen  was,  onder'bevel  van  Kapitein  
 „   k e rg u e l e n,  die  zeer  tot  fchande van  dien  bevelheb-  
 ,,  ber was  uitgevallen.  (Zie VU Deelbladz. 246.) ' 
 Dat  CRozet  onzen  fchrijver  niet  had  medegedeeld,  
 en  dat  wi j ,  uit  eené  menigte  omftandigheden,  zeeker  
 weten  dat  hij  nooit  van  een’ anderen  kant  gehoord  had jj  
 zou  hij gelegenheid gehad hebben  aan Tenerijfe te verneemen  
 doch  het  kwam  hem  niet  ter  ooren.  '  Hij  betuigt  zijn*  
 lpijt,  dat  hij  niet  vroeger  gewesten  had  dat  'er  aan  
 loord van hetfregat  een 'Officier  was,  die  bij  kergue-  
 i,EN gevaaren had,  omdat  hij  van  hem misfchien  belang»  
 rijker  narichten  omtrent  'dit  land  zoude  hebben  hunnen  
 bekoomen  dan  deszelfs  ligging  'alleen.  En  indedaad,  zoo  
 hij met  dieri  Officier  gefprooken  hadd’ ,  zou  hij  belangrijk  
 her  narichten  hebbën  kunnen  bekoomen  dan  hij  vermoedde; 
   hij  zoude  hebben  kunnen  verneemen  dat  kergue-  
 I. e n  dit  land  wezenlijk  ten  tweede maale  bezogt  had,  en  
 dat  het  klein  eiland,  welks  imam  en  ligging  hij  toen  van  
 den  Ridder  p e  eorda  ontvong,  eene  ontdekking  van  
 deeze  tweede reis  was.  Dan, naardien  het bericht,  hem,  gelijk  
 de  Deezer  ziet,  gegeeven  wiérd  zonder dag-tekening  
 o f enige  andere  bijzondere omftandigheid,  verliet  hij  Tene-  
 riffe,  en  kwam  aan  de  kust  van  Kerguelens  land,  met  de  
 Volkoomen  overtuiging  dat  het  te  vooren maar  eenmaal  bezogt  
 was.  Dn  zelfs  met  opzigt  tot  het  ontdekte  op  de  
 eerfle  reis,  had  hij  niets  om  zig  naar  te  rigteij  dan  de  zeer 
 " kari- 
 <2° Ooster Lengte Waren,  zagen  wij  pinguïns  en  
 duikers,  en  rots*wier,  in  zee drijvende.  Wij  bleéveri 
 karige  bijzonderheden,  die  hem  door  den  Baron  va at  
 p le ttenb erg  en  den  Heer  p r o? et  waren  medegedeeld. 
 De  zaak  is  dat  de Franfchen,  om  de  eene  of andere  re?  
 den ;t die  yoorzeeker  niet  gegrond  is  op  het gewigt  van  de  
 ontdekking  van  k er gu el e n ,  zeer  fchoorvoetende  geweest  
 zijn  om  een  volkoomen  en  duidlijk  bericht  van  
 dezelve  te  geeven.  Daar  is  zoodanig  een  bericht  niet openbaar  
 gemaakt  bij  het  leven  van  Kapitein  c o o s.  Ta  zelfs  
 na  de  terugkomst  van  het  fchip  in  1780,  was  de perfoon,  
 die  zéér  verplichtend  zijnen  bijftand  leende  om  een over-  
 zigt  van  de  vroegere  waarngemingen  der Franfchen  te  geeven  
 ,  en  dezelve  in  dezelfde  kaart met die  van  onzen  fchrij„;  
 ver  te  begrijpen,  fchoon  zijne  aanhoudende  naarftigheid  
 in  het  opfpeuren  van  geographifche  kennis  alleen  konne  
 geëvenaard  worden  door  zijne  gewilligheid'  om  dezelve  
 mede  te  deelen,  naar  het  fchijnt,  niet  in  ftaat geweest om  
 enige andere bouwftoffen  tot dat  einde  te  verzamelen,  dan  
 dewelke  het  kenmerk  van  de  ontdekkingen  op  de  eerfte  
 reis  draagen,  en  deeze  zelve  was  hij  aan  eene  ongedrukte  
 tekening verfchuldigd. 
 Doch  deeze  fluier  van  onnodige  geheimhouding  is  eiu*‘  
 delijk  opgeligt,  kerguelen  zelf heeft  onlangs  het  dagregister  
 van  zijne  verrigtingen  op  de  twee  reizen  in  de  
 jaaren  1772  en  1773  in  het  licht  gegeeven,  en  heeft  ’er  
 eene  kaart  van  de  kusten  van  dit  land  bijgevoegd,  zoo  
 verre  hij  dezelve  op  beiden  de  reizen  onderzogt had.  De  
 Heer  de pages  heeft  ons,  omtrent  den  zelfden  tijd.'  
 een  ander  verhaal  van  de  tweede  reis  gefchonken,  dat  in 
 F  4  fom-'