hoofden fmeeren. Dit gebruik heeft, gelijk
men zig zoude mogen verbeelden, de uitwerking
niet van hun hair tot het gekroesd zaamenweefzel
te maaken, dat wij waarnamen; want het hoofd
van een jongen , die nooit fcheen gefmeerd geweest
te zijn, naziende, vond ik dat het hair van
denzelfden aart was. Hunne neuzen, fchoon niet
plat, zijn breed en vol. Het onderst gedeelte van
het aangezigt (leekt zeer vooruit, gelijk bij de
meeste Indiaanen, die ik gezien heb, zoo dat eene
lijn, die men van het voorhoofd zoudenaar beneden
trekken , een veel grooter deel zoude affnij-
den - dan bij Europeaanen. Hunne oogen zijn van
middelbaare grootte met het wit minder helder
dan bij ons, en, fchoon niet aanmerklijk levendig
en doordringende, egter zoo, dat zij eene openhartige
vrolijke glans over hun geheel gelaat ver-
fpreiden. Hunne tanden zijn breed, maar niet
gelijk of wel geplaatst, en, uit den aart of door
morsfigheid, niet zoo helder wit als gewoonlijk
bij menichen van eene zwarte kleur. Hunne monden
zijn wijd; doch zij fchijnen het nog meer
doordien zij lange baarden draagen, met verw be-
fmeerd en beplakt, op dezelfde wijze als hun
hoofd-hair. In andere opzigten zijn zij wej ge-
cvenredigd, fchoon hun buik wat vooruitweekt.
Dit zal misfchien koomen van het gebrek van
drukking op dat deel, welke weinige natieën niet
meer of min bezigen. De geftalte, waarin zij
zig
zig liefst (lellen, is met de eene zijde voorwaarts
te (laan , of met het bovenst gedeelte zagtkens
hellende, en met de eene hand dwarsch over den
rug den anderen arm vasthoudende, die langs de
overhellende zijde nederhangt.
Dat de oude dichters ons van Faunen en Sa-
tyrs, die in holle boomen woonen, gezegd hebben
is hier bewaarheid. Wij vonden wel bij het
ftrand in de baai enige ellendige gebouwen van
liaaken, met bast bedekt, die zelfs den naam van
hutten niet verdienden; maar zij fcheenen flechts
op^erigt te zijn voor korten tijd en veele van hunne
grootfte boomen waren tot beter wooningen
gemaakt. Deeze waren door vuur uitgehold tot
de hoogte van zes of zeven voeten, en dat zij ’er
fomtijds hun verblijf in neemen was waarfchijn-
lijk uit de haardfteden van klei gemaakt, in het
midden geplaatst, om ’er vuur in te (looken, rondom
welke plaats was voor vier of vijf perfoonen
om te zitten. ( * ) Deeze woonplaatfen zijn ook
duurzaam, want zij draagen zorg eene zijde van
den boom gaaf te laaten, dat genoegzaam is om
hem
( * ) T a sma n vondf, toen hij zig in de baai van Fre~
ierik Hendrik, die naast aan de Avontuur-baai ligt, bevond
, twee boomen, van welke de een twee vademen, en
de andere twee vademen en eene halve dik was, en zestig
o f v ijf en zestig voeten h o o g , van den w o n d tot de takken.
Zie zijne Reize.