
 
		wijzer  waarteneemen  en  andere  waarneemingen  
 re  doen.  De  overige  ledige  water*, vaten  wier-  
 den  ook  aangebragt ,  met  den  kuiper  om  die  te  
 kuipen,  en  een genoegzaam  aantal matroozen,  om  
 dezelve  te  vullen.  Twee  mannen  wierden  aan  
 het bierbrouwen  gezet,  en  de  timmerman  en  zijn  
 volk  kréegen  bevel  om  hout  te  kappen;  ik  zond  
 eene  floep  met  eene  bende  volks,  onder  opzigc  
 van  eenen  van  de  Huurlieden,  om  gras  voor ons  
 vee  te  fnijden,  en  het volk,  dat aan  boord bleef,  
 wierd  gebruikt  om  het  fchip  te  kalfaaten  en den  
 voorraad  te  Houwen.  Op  deeze wijze  waren wij  
 alle  nuttig  bezig  geduurende  óns  oponthoud.  
 Tot  dekking van  de  ploeg,  die  aan  wal  was,  gaf  
 ik  eene  wagt  van  tien  foldaaten,  en  voorzag  
 alle  de werklieden  van wapenen,  terwijl  de Heer  
 r i n g   met  twee  of drie onder* officieren  altijd  bij  
 hen  bleef.  Ik  zond geene  floep  naar  enigen  aan-  
 merklijken  affland  van  de  fchepen,  of zij  was wel  
 gewapend  en  onder  het  opzigt van  officieren,  op  
 welken  ik  Haat  kon  maaken,  en  die  wel  met  de  
 inboorlingen  bekend  waren.  Geduurende  mijne  
 voorige  bezoeken  aan dit  land had  ik  nimmer  zulke  
 voorzorgen  ^gebruikt,  en  ik  geloof  vastlijk  
 dat  zij  thans  niet  meer  noodzaak lijk  waren  dan  
 toen.  Maar  na  het  droevig  lot  van  het  volk  van  
 de  floep  van  de  Avontuur  in  dit  kanaal,  en  van  
 Kapitein  ma r i o n   du  f r e s n e .  en  iommige 
 van 
 van  zijn  volk,  in  de  Eilanden - B a a i,  was  het  
 ónmogelijk  zig  van  alle  vrees  te  ontdaan  van  een  
 diergelijk  lot te  zullen  ondervinden. 
 Zoo  de  inboorlingen  enig  vermoeden  hadden  
 dat  wij  gekoomen  waren  om  deeze  barbaarfche  
 daaden  te  wreeken,  lieten  zij  het weldra  vaaren;  
 want,  in  den  loop  van  deezen  dag,  kwam  er  
 een  groot  aantal gezinnen  van verfchillende plaat-  
 fen van de kust, die hun verblijf digt  bij  ons namen,  
 zoo  dat  ’er  geen  plekjen  aan  de  bogt  was  daar  
 een  hut  kon  opgezet  worden,  dat  zij  niec  bezet*  
 teden,  behalven  de  plaats  daar  wij  ons  klein  leger  
 hadden  opgeflagen,  in  welker  gerusc  bezit  
 zij  ons  lieten;  maar  zij  kwamen  de  overblijfzelen  
 van  enige  oude  hutten,  die  daar  waren,  als  
 bouw - ftoffen  voor  hunne nieuw  te  bouwen  woo-  
 ningen weghaalën. 
 Het  is  der moeite waerdig  optemerken  hoe gemaklijk  
 zij  deeze  wooningen  bouwen.  Ik  heb  
 ’er  meer  dan  twintig  zien  Haan  op  eene  plek  
 gronds,  die,  geen  uur  te  vooren,  met  planten  
 én  ftruiken  bezet  was.  Zij  brengen  gemeenlijk  
 een  gedeelte  der  bouw-floffen  met  zig,  en  het  
 overige  vinden  zij  op  den  grond,  daar  zij  zig willen  
 nederflaan.  Ik was  ’er bij  toen  verfcheiden  inboorlingen  
 landden  en  een  van  deeze  dorpen  
 bouwden.  Zoo  dra  de  kano  den  wal  raakte,  
 fprongen  ’er  de mannen  uit ,  en  namen  terflondhe